Kapitel 2 2-2-2023

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Willkommen!

Kom rustig binnen;

Pak je spullen er alvast bij;

Wacht totdat de docent begint met de les.

der Unterrichtsplan

-  Prüfung Kapitel 2 einplanen (week van 13/2)

- Rückblick  "die Modalverben im Präsens (o.t.t.) + wissen en möchten"

- Hausaufgaben: Lektion 5 Aufg. 1 und 2 kontrollieren. 

- Erklärung: zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 

- Aufg. 9 bis einschl. 12 machen.

- Evaluation. 

die Lernziele:

- Je kent de vormen van de belangrijkste modale hulpwerkwoorden en kunt ze toepassen

- je kunt het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord

Welke kenmerken hebben de modale werkwoorden?

Können

dürfen

mögen

wollen

müssen

wissen

kunnen

mogen

houden van

willen

weten

moeten

.....du mir bitte helfen?

1. kannst
2. kann
3. könnst
4. können

Ich ................ heute nicht zur Schule.

1. woll
2. willt
3. will
4. wollen

........du diesen Lehrer?

1. mag
2. mögst
3. mögt
4. magst

....... du morgen zur Schule?

1. darfst
2. dürft
3. darf
4. dürfen

Tot slot: het werkwoord 'dürfen' betekent dus....

1. willen
2. mogen ( toestemming hebben)
3. durven
4. kunnen

Noteer de ik-vorm van wollen, können, dürfen en müssen.

Was ... ich für Sie tun? (können)

Hausaufgaben: 

Lektion 5 Aufgabe 1 und 2 kontrollieren.

Persoonlijk voornaamwoord
das Personalpronomen

Het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord

de =  der (m)  -->  er   Der Mann ist nett --> Er ist nett.

de =  die ( v)    --> sie  Die Frau ist krank --> Sie ist krank.

het = das (o)   --> es    Das Baby weint    --> Es weint. 

de = die (mv) --> sie   Die Kinder spielen Tennis. 

                                        Sie spielen Tennis. 

                                 

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Julia und Tom lachen. .............lachen.

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Das Baby ist traurig ( = verdrietig). ......... weint.

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Die Frau ist nett. ........ hilft mir immer.

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Der Junge spielt. ........spielt Fußball.

Hausaufgaben:  Lektion 5 Aufg. 9 bis einschl. 12 machen +  Grammatik F lernen.