Lv en mv

De conducteur knipt de kaartjes. Wat is het lijdend voorwerp?
A
De conducteur
B
Knipt
C
De kaartjes
D
Geen idee
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De conducteur knipt de kaartjes. Wat is het lijdend voorwerp?
A
De conducteur
B
Knipt
C
De kaartjes
D
Geen idee

Slide 1 - Quizvraag

Lesdoel:
aan het einde van de les kunnen we:
- een zin in zinsdelen delen
- het lijdend voorwerp aanwijzen in een zin
- vertellen hoe je het meewerkend voorwerp vindt

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

het meewerkend voorwerp:
je stelt de vraag: 

aan wie/voor wie is iets?

Slide 4 - Tekstslide

Jantje geeft Pietje een ijsje.
stap 1. zoek de pv
stap 2. verdeel de zin in zinsdelen
stap 3. zoek het onderwerp (wie/wat + pv)
stap 4. zoek het lijdend voorwerp (wie/wat + pv + o)
stap 5. zoek het meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het mv in de volgende zin:
Het meisje wil de poes een knuffel geven.
A
Het meisje
B
De poes
C
Een knuffel
D
Geven

Slide 6 - Quizvraag

Verdeel in zinsdelen:
Jantje speelt graag met zijn hondje.

Slide 7 - Open vraag

Jantje - speelt - graag - met zijn hondje


Je zet steeds een ander deel van de zin voor de pv:
met zijn hondje speelt Jantje graag
graag speelt Jantje met zijn hondje

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag: 
Ga verder met 4.4

Let op: een lijdend voorwerp begint nooit met een vz!

Slide 9 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over het meewerkend voorwerp?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het mv?
De jongen gaf het meisje een kusje.
A
De jongen
B
Het meisje
C
Een kusje
D
Gaf

Slide 11 - Quizvraag