mardi 2 septembre - Havo 2

mardi 2 septembre - Havo 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

mardi 2 septembre - Havo 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui nous allons..
Commener une nouvelle chapitre: Libre Service > Unité 1
  • ecouter un vlog
  • apprendre le temps (het weer) 
  • Grammaire : les verbes irréguliers =>> Partir/Sortir 

Slide 3 - Tekstslide

Ouvrez vos livres à la page 8

Slide 4 - Tekstslide

Unité 1 : Voyages 
  • C'est quoi le thème du chapitre? 
Regardez le titre, les images, le texte etc. 
  • Lisez le texte à la page 8 >> individuellement

Slide 5 - Tekstslide

Ecouter un vlog (à la page 10)
Le but (het doel) --> comprendre un vlog de voyage 

  • Exercice 1 
  • Exercice 2 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Hoe zeg je het weer in het Frans?
Le temps (of la météo)


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Maintenant..
Faites exercice 3 à la page 11 
  • individuellement
  • 2 minutes 

Slide 10 - Tekstslide

H2B - lundi 16 septembre

Slide 11 - Tekstslide

Un peu de vocabulaire..

Slide 12 - Tekstslide

Apprendre 1 : révision 
Français - Néerlandais


Slide 13 - Tekstslide

Français - Néerlandais
  • Arriver = aankomen
  • La destination = de bestemming
  • L'avion = de vliegtuig
  • La voiture = de auto
  • La France = Frankrijk 

Slide 14 - Tekstslide

Apprendre 1: révision
Néerlandais - Français

Slide 15 - Tekstslide

Néerlandais - Français
vertrekken = partir
reizen = voyager
de weg = l'autoroute
het vliegveld = l'aeroport
België = la Belgique

Slide 16 - Tekstslide

Les verbes 'Partir' et 'Sortir
  • -ir werkwoorden 
  • onregelmatige werkwoorden
  • Partir = vertrekken
  • Sortir = uitgaan , maar ook verlaten of naar buiten gaan

Slide 17 - Tekstslide

Partir
Vertrekken / to leave

Vetrekken als algemeen bedoeld. 

Par exemple: Partir pour la France (vetrekken naar Frankrijk)

Slide 18 - Tekstslide

Sortir
Betekenis 1: Uitgaan 

Slide 19 - Tekstslide

Sortir
Betekenis 2: naar buiten gaan / een fysieke ruimte verlaten (par exemple: l'école, l'hôpital)

Slide 20 - Tekstslide

Sortir 
Betekenis 3: uitkomen / release
(Par exemple: un film, une série, un livre 

Slide 21 - Tekstslide

Verschil: regelmatige en onregelamtige werkwoorden
Les verbes réguliers et irréguliers

  • Regelmatige werkwoorden (les verbes réguliers) worden altijd volgens een vaste regel vervoegd

  • Onregelmatige werkwoorden (les verbes irréguliers) worden NIET volgens een vaste regel vervoegd
  • Het is daarom belangrijk om de onregelmatige werkwoorden uit je hoofd te leren! 

Slide 22 - Tekstslide

De présent
= tegenwoordige tijd
Stap 1: Haal -ir van het werkwoord af
               (finir --> fin)
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe
Je finis
Tu finis
il/elle finit
nous finissons
vous finissez
ils/elles finissent

Slide 23 - Tekstslide

La conjugaison (vervoeging): Partir et Sortir
  • Regardez la conjugaison de 'Partir' à la page 16 
  • Ecoutez la conjugaison https://thiememeulenhoff.bbvms.com/view/zso_qr_responsive/2874137.html 

Slide 24 - Tekstslide

Les verbes 'Partir' et 'Sortir' 
  • -ir werkwoorden 
  • onregelmatige werkwoorden
  • Partir = vertrekken
  • Sortir = uitgaan , maar ook verlaten of naar buiten gaan

Slide 25 - Tekstslide

Verschil: regelmatige en onregelamtige werkwoorden
Les verbes réguliers et irréguliers

  • Regelmatige werkwoorden (les verbes réguliers) worden altijd volgens een vaste regel vervoegd

  • Onregelmatige werkwoorden (les verbes irréguliers) worden NIET volgens een vaste regel vervoegd
  • Het is daarom belangrijk om de onregelmatige werkwoorden uit je hoofd te leren! 

Slide 26 - Tekstslide

De présent
= tegenwoordige tijd
Stap 1: Haal -ir van het werkwoord af
               (finir --> fin)
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe
Je finis
Tu finis
il/elle finit
nous finissons
vous finissez
ils/elles finissent

Slide 27 - Tekstslide

Les devoirs (het huiswerk)
Notez les devoirs dans votre agenda (planner)
  • Apprendre  page 38: ‘Apprendre 1 (vocabulaire thématique)
  • Apprendre  page 38: ‘Apprendre 2 (lire – vocabulaire
  • Apprendre  page 42: ‘Apprendre 10 (het weer)
  • Faire  Exercice 5 – page 13  


Slide 28 - Tekstslide