In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H1 De Eerste Wereldoorlog
Par. 1.4 Europa na de Eerste Wereldoorlog
Slide 1 - Tekstslide
Invalshoeken
Economisch:
Wat zijn de middelen van bestaan?
Leven mensen van de jacht, landbouw, industrie?
Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
Geld
Slide 2 - Tekstslide
Invalshoeken
Politiek-bestuurlijk:
Bestuur
Wie is de baas?
Welke regels en wetten zijn er?
Slide 3 - Tekstslide
Invalshoeken
sociaal:
Leefomstandigheden van mensen.
Sociale lagen.
Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk?
Leven de mensen in de stad of op het platteland?
Slide 4 - Tekstslide
Invalshoeken
cultureel:
Gaat vooral over:
geloof
kunst
wetenschap
Slide 5 - Tekstslide
Bruikbaarheid van bronnen
Wanneer is een bron bruikbaar?
Bronnen zijn bruikbaar als ze antwoord geven op de vraag die je stelt. Het antwoord op jouw vraag moet dus terug te vinden zijn in de bron.
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen waarom de Republiek van Weimar grote politieke en economische problemen kende.
Je kunt uitleggen hoe in Italië het fascisme op kwam.
Je kunt uitleggen waarom Nederland begin 20e eeuw een neutraliteitspolitiek voerde.
Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.
Slide 7 - Tekstslide
Wat stond er in de Vrede van Versailles?
Slide 8 - Tekstslide
Interbellum
Een interbellum (van het Latijn inter, tussen en bellum, oorlog) is een periode tussen twee oorlogen.
Het interbellum is de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog (1919-1939)
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Gevolgen van het verdrag van Versailles
Oprichting Republiek van Weimar(Eerste democratie in Duitsland).
Door schadevergoedingwaren er veel economische problemenin Duitsland.
Slide 11 - Tekstslide
Gevolgen van het verdrag van Versailles
Duitsland was altijd een keizerrijk geweest en kende geen democratie, daarnaast was dit de regering die de wapenstilstand had getekend...
Slide 12 - Tekstslide
Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
De herstelbetalingen zijn niet op te brengen door de regering, en de inflatie is groot.
Slide 13 - Tekstslide
Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
Verschillende groepen (extreemlinks/extreemrechts) proberen de macht te grijpen (staatsgreep) en er is veel politiek geweld (o.a. moorden op politici).
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
De Republiek van Weimar
A
Is een parlementaire democratie geregeerd met alle vertrouwen van het volk
B
Is een monarchie geregeerd door een groep extremistische partijen
C
Is een parlementaire democratie geregeerd met weinig vertrouwen van het volk
D
Is een monarchie geregeerd met weinig vertrouwen van het volk
Slide 17 - Quizvraag
Wat is inflatie?
A
Waardevermindering van geld
B
Waardevermeerdering van geld
Slide 18 - Quizvraag
Bij inflatie
A
stijgt de koopkracht van mensen
B
daalt de koopkracht van mensen
Slide 19 - Quizvraag
Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door inflatie kan je...
A
meer besteden, daardoor wordt koopkracht meer
B
minder besteden, daardoor wordt koopkracht minder
C
Meer besteden, daardoor wordt koopkracht minder
D
Minder besteden, daardoor wordt koopkracht meer
Slide 20 - Quizvraag
Dolkstootlegende
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Bezetting van het Ruhrgebied
In 1923.
Omdat Duitsland de herstelbetalingen niet meer kan opbrengen, bezetten Franse troepen het Ruhrgebied om Duitsland te dwingen tot betalen. Dit was toegestaan volgens het Verdrag van Versailles.
Franse troepen bezetten Essen
Slide 23 - Tekstslide
Bezetting van het Ruhrgebied
Arbeiders staakten en werden doorbetaald door de regering.
Regering ging nog meer geld bijdrukken.
Gevolg: hyperinflatie.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
1923 Hyperinflatie in Duitsland
razendsnelle vermindering van de waarde van het geld
Slide 26 - Tekstslide
Toen Duitsland totaal dreigde in te storten, verzachtten de geallieerden hun eisen.
Bovendien leenden de Verenigde Staten geld aan Duitsland = Dawesplan.
Daardoor kon de Duitse economie zich vanaf 1924 herstellen.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Dawesplan
A
1919
B
1924
C
1933
D
1998
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het Dawesplan?
A
Lening van Groot-Brittannië aan Duitsland om de herstelbetalingen te kunnen betalen.
B
Lening van Duitsland aan Oostenrijk-Hongarije ten compensatie van het leed van WO I.
C
Schuld van Frankrijk aan de Verenigde Staten voor de Eerste Wereldoorlog.
D
Lening van Verenigde Staten aan Duitsland om de herstelbetalingen te kunnen betalen.
Slide 30 - Quizvraag
Het Dawesplan
A
maakte Amerikaanse leningen mogelijk
B
beëindigde de bezetting van het Ruhrgebied
C
leidde tot herstel van de economie in Dld
D
leidde tot politieke stabiliteit in Dld
Slide 31 - Quizvraag
Door het Dawesplan
A
kwam er inflatie in Duitsland
B
Kwamen er leningen uit de VS beschikbaar
C
beloofden de Europese landen geen oorlog te starten.
D
raakte de economie van Duitsland in een diepe crisis
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de dolkstootlegende?
A
Complottheorie dat Frankrijk de oorlog niet had verloren als ze door hadden gevochten
B
Complottheorie dat de Duitse legerleiding ontvoerd was door de Fransen
C
Complottheorie dat de Duitse ministers de vrede sloten zonder overleg met de legerleiding
D
Complottheorie dat de Duitse legerleiding de vrede had getekend zonder overleg met de Duitse Keizer
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Video
Opkomst fascisme Italië
Italië had het zwaar na de oorlog.
Meegevochten aan de kant van de geallieerden en hoopten daarvoor extra grondgebied te krijgen: gebeurde niet.
Economisch ging het slecht.
Veel gewapende opstanden.
Weinig vertrouwen in de democratie.
Roep op een sterke leider.
Slide 35 - Tekstslide
Benito Mussolini
Leider, of 'Il Duce', van Italië (1922-1943)
Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)
Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.
Ontwikkelt zijn eigen ideologie: het fascisme.
Slide 36 - Tekstslide
Fascisme
Fascisme is een politieke stroming,
Wordt ook wel extreem-rechts genoemd.
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Video
Kenmerken van fascisme (1)
Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen
Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten. Er is één leider.
Sterk nationalisme:ieder moet zich inzetten voor zijn land.
Slide 39 - Tekstslide
Kenmerken van fascisme (2)
Fascisme is tegen persoonlijke vrijheid. Persoonlijke vrijheid ondermijnd de gehoorzaamheid aan de leider.
Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen.
Slide 40 - Tekstslide
Kenmerken van fascisme (3)
Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.
Militarisme: geweld is goed: geen woorden maar daden
De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.
Slide 41 - Tekstslide
In 1922 werd Mussolini leider van de Italiaanse regering.
Langzaam trok hij meer macht naar zich toe.
Vanaf 1925 was hij feitelijk dictator.
Hij verbood alle politieke partijen behalve de fascistische en maakte een eind aan de parlementsverkiezingen in Italië.
Slide 42 - Tekstslide
Nederland tijdens WOI
Nederland had zich niet aangesloten bij een bondgenootschap = Nederland bleef neutraal tijdens WOI
Reden 1: Nederland had een klein leger en was afhankelijk van handel met buurlanden
Reden 2: Nederland was bang anders kolonie Nederlands-Indië te verliezen
Door de verschrikkingen in de rest van Europa waren veel Nederlanders ook tegen oorlog en militarisme.
Slide 43 - Tekstslide
Kies de kenmerken van het fascisme
FASCISME
Democratie
Een sterke en machtige leider
Het toepassen van geweld
Gelijkheid
Persvrijheid
Censuur
Totalitair
Slide 44 - Sleepvraag
Waar
Niet
waar
Het fascisme was tegen het communisme.
Veel fascisten waren veteranen uit de Eerste Wereldoorlog.
Mussolini werd de nieuwe koning van Italië.
Mussolini liet zich 'il duce' noemen, dat betekent 'de leider'.