Paragraaf 36: Spelen met taal

Nederlands
Paragraaf 36: spelen met taal 


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Paragraaf 36: spelen met taal 


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Lesdoel: je leert op welke manieren je met woorden en letters kunt spelen.

Slide 2 - Tekstslide

Spelen met woorden
1. neologisme
2. portmanteau
3. palindroom
4. woordspelingen

Slide 3 - Tekstslide

Neologisme
Nieuw woord
(vaak samenstelling)

radiopiraat
regelneef
doemdenken
sjoemelsoftware
anderhalvemetersamenleving

Neo = nieuw

Slide 4 - Tekstslide

Portmanteau
Delen van woorden die een nieuw woord vormen

brunch (breakfast + lunch)
vrijmibo (vrijdag + middag + borrel)
bafimo (bak + fiets + moeder)
conculega (concurrent + collega)

Slide 5 - Tekstslide

Palindroom
Woord of zin waarbij zowel van links naar rechts als van rechts naar links gelezen kan worden.

Baas, neem een racecar, neem een Saab
Kook ik ook?
lepel
meetsysteem

Slide 6 - Tekstslide

Woordspelingen
a. homoniem
b. homograaf
c. letterlijke en figuurlijke betekenis door elkaar
d. verhaspeling

Slide 7 - Tekstslide

a. Homoniem

Woord met meerdere betekenissen 



Het zal haar bevallen dat ze eindelijk is bevallen.
De psychiater wil niet gestoord worden.
b. Homograaf
Woord dat je door de spelling op verschillende manieren kunt uitspreken. 



Bommelding
Bom-melding
Bommel-ding
Massagebed
Massa-gebed
Massage-bed
Homo = gelijk/zelfde (Grieks)

Slide 8 - Tekstslide

c. Letterlijk en figuurlijk


d. Verhaspeling
letterlijke en figuurlijke betekenis door elkaar


Ze heeft vlinders (=figuurlijk) in haar buik en haar avondeten (=letterlijk). 

Hema, de normaalste zaak van de wereld.
Onjuist gebruik van letters, woorden of woordvolgorde


Wie niet slim is, moet sterk zijn.
Wie niet sterk is, moet slim zijn. 

Iedereen heeft recht op mijn mening.
Iedereen heeft recht op zijn mening


Slide 9 - Tekstslide

Samenvatting
Neologisme: nieuw woord
Portmanteau: delen van woorden die een nieuw woord vormen
Palindroom: woord of zin die van links naar rechts en van rechts naar links hetzelfde wordt gelezen
Woordspelingen: 

Homoniem: woorden met meerdere betekenissen
Homograaf: woord op verschillende manieren uitspreken
Letterlijke en figuurlijke betekenis door elkaar
Verhaspeling: onjuist gebruik van letters, woorden of woordvolgorde

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht I
Maak de opdracht in je schrift.
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Spelen met letters
a. acrostichon
b. ambigram
c. anagram
d. lipogram
e. pangram

Slide 12 - Tekstslide

a. Acrostichon

Naamdicht of Lettervers

Hans is mijn naam
Altijd ben ik druk
Nooit heb ik rust
Slaap ik wel genoeg?


Tekst die je op verschillende manieren kunt lezen 
--> gespiegeld, ondersteboven....
WIM
nou
TOT

b. ambigram

Slide 13 - Tekstslide

c. Anagram
Een woord dat gevormd is uit de letters van een ander woord. Alleen de volgorde van de letters is anders. 
Vaal gebruikt bij namen van personages.

spreektaal – kaartspel 
hierna - hernia
manieren - animeren
d. Lipogram
Tekst waarin opzettelijk een of meerdere letters niet gebruikt wordt



Dit is een zin met slechts twee klinkers, welke drie zijn er niet?

Slide 14 - Tekstslide

e. Pangram
Zin met alle letters van het alfabet

The quick brown fox jumps over the lazy dog.

Slide 15 - Tekstslide

Maak een acrostichon met jouw eigen voornaam (of een deel van je voornaam)

Slide 16 - Open vraag

Samenvatting
Acrostichon: naamdicht of lettervers
Ambigram: kan op meerdere manieren gelezen worden
Anagram: woord gevormd met letters ander woord
Lipogram: een of meerdere letters niet gebruikt
Pangram: alle letters gebruikt

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
Maak de opdracht.
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide