7.1 De industriële revolutie

De economische sprong van Europa
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

De economische sprong van Europa

Slide 1 - Tekstslide

Les 10
De industriële revolutie 

Slide 2 - Tekstslide

Kris Kras

Slide 3 - Tekstslide

Van vroegmoderne naar moderne tijd
Hst. 7 
Door revoluties overgang naar een moderne tijd
Democratische revoluties(politiek)
Industriële Revolutie(economie)

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen, je kunt uitleggen:
  • Welke oorzaken leidden tot groei en verandering van de Britse economie vanaf 1750
  • Wat de economische en sociale gevolgen van de IR zijn;
  • wat de begrippen ‘modern kapitalisme’ en ‘economisch liberalisme’ inhouden

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk
 Aantekening nieuwe Jort Industriële Revolutie of 
blz. 155 t/m 157 maken

Slide 6 - Tekstslide

Industriële revolutie 
Betekenis?

Slide 7 - Tekstslide

Industriële revolutie 
Betekenis?
Grote verandering in de samenleving waarbij industrie en vervoer steeds meer worden gemechaniseerd


Slide 8 - Tekstslide

Industriële revolutie 
Wat was er nodig?

Slide 9 - Tekstslide

Industriële revolutie 
Voorwaarden?
  • enorme groei van de bevolking
  • goedkope grondstoffen 
  • nieuwe machines
  • afzetmarkten
  • kapitaalkrachtige ondernemers

Slide 10 - Tekstslide

Industriële samenleving
Kenmerken?

Slide 11 - Tekstslide

Industriële samenleving
Kenmerken?
  • van handwerk naar machines
  • landarbeiders worden fabrieksarbeiders
  • urbanisatie
  • grotere verschillen arm en rijk
  • sneller vervoer via kanalen en spoorlijnen 
  • industrieel/modern kapitalisme
  • economisch liberalisme

Slide 12 - Tekstslide

In de les:
  • Vraag 4, 5b, 9 en 10 maken blz. 156/57

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen, je kunt uitleggen:
  • Welke oorzaken leidden tot de groei en verandering van de Britse economie vanaf 1750
  • Wat de economische en sociale gevolgen van de IR zijn;
  • wat de begrippen ‘kapitalisme’ en ‘economisch liberalisme’ inhouden

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp van de dag

Slide 15 - Tekstslide

Les 11
De industriële revolutie 

Slide 16 - Tekstslide

Kris Kras

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Aantekening nieuwe Jort Industriële Revolutie of
blz. 155 t/m 157 leren
Hoeveel weet je nu over de IR?
10 mk-vragen

Slide 18 - Tekstslide

In welke eeuw was de Tijd van Burgers en Stoommachines?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw

Slide 19 - Quizvraag

Welk samenlevingstype ontstaat in de tijd van burgers en stoommachines?
A
De autarkische samenleving
B
De industriële samenleving
C
De landbouwstedelijke samenleving
D
Samenleving van jagers en verzamelaars

Slide 20 - Quizvraag

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Belgie
B
Nederland
C
Engeland
D
Amerika

Slide 21 - Quizvraag

In welke beroepen begon de Industriële Revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent kapitalisme?
A
Geld geven aan een goed doel
B
Geld investeren
C
Geld investeren om winst te maken
D
Geldzaken

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen in de industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding ->

Welk begrip past het beste
bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
huisnijverheid
C
beleggers
D
dienstensector

Slide 26 - Quizvraag

Door de industrialisatie groeide de dienstensector ook snel. Waarom is dit denk je?
A
Veel mensen haten werken in de fabriek dus zoeken iets anders
B
Fabrieken hebben ook technische mensen en administratieve mensen nodig
C
Er zijn steeds meer bedrijven die diensten willen verlenen aan arme arbeiders
D
Mannen moesten in dienst (het leger) om ontevreden arbeiders onder de duim te houden.

Slide 27 - Quizvraag

Vul in: oorzaak of gevolg?
1 Tussen 1850 en 1900 groeide de Nederlandse bevolking van drie miljoen naar vijf miljoen inwoners.
Dit was een van de ............... van de sterke groei van de industrie.
2 Vanaf circa 1895 nam de werkgelegenheid in de Nederlandse dienstensector opvallend snel toe.
Dit was een van de ................ van de toenemende industrialisatie.
A
1. oorzaken, 2. gevolgen
B
1. oorzaken, 2. oorzaken
C
1. gevolgen, 2. gevolgen
D
1. gevolgen, 2. oorzaken

Slide 28 - Quizvraag

In de les:

  • Historisch Denken blz. 158 vraag 12 en 13 maken 

Slide 29 - Tekstslide

Onderwerp van de dag

Slide 30 - Tekstslide