1. vorm van werden + voltooid deelwoord
De vrouw laat de hond uit. --> de hond wordt/werd door de vrouw uitgelaten
Der Hund wird/wurde ausgeführt
Veel mensen hebben de film Barbie gezien. --> De film Barbie wordt/werd door veel mensen bekeken --> Der Film wird/wurde angeschaut
2. Modalverb + voltooid deelwoord + werden
(dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen)
Het kind kan dit boek nog niet lezen. --> Het boek kan nog niet door het kind gelezen worden.
Das Buch kann noch nicht gelesen werden.
Hier mag je niet zwemmen. --> Hier mag niet gezwommen worden
Hier darf nicht geschwommen werden.