Kwetsbare ouderen schoolweek 9 (theorie)

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is Alzheimer?
A
De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie
B
De ziekte van Alzheimer is de minst voorkomende vorm van dementie.
C
De ziekte van Alzheimer is de meest dodelijke vorm van dementie.
D
De ziekte van Alzheimer is de minst ernstigste voorkomende vorm van dementie.

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel procent van alle mensen die dementie hebben, hebben de vorm; Alzheimer?
A
80%
B
70%
C
60%
D
50%

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de symptomen van Alzheimer?
A
Iemand met alzheimer krijgt problemen met het gewicht en de spraak. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met lichamelijke vaardigheden.
B
Iemand met alzheimer krijgt problemen met het geheugen en gaat bibberen. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met administratieve vaardigheden.
C
Iemand met alzheimer krijgt problemen met het reuk en smaak vermogen. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met dagelijkse vaardigheden.
D
Iemand met alzheimer krijgt problemen met het geheugen. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met dagelijkse vaardigheden.

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn ook nog symptomen van Alzheimer?
A
Het karakter en gedrag veranderen en kunnen er problemen optreden met sociale bezigheden.
B
Het karakter en gedrag veranderen en kunnen er problemen optreden met taal.
C
Het karakter en gedrag veranderen en kunnen er problemen optreden met taal.
D
Het leesvermogen en psychisch gedrag veranderen en kunnen er problemen optreden met taal.

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Wat veroorzaakt vasculaire dementie?
A
Problemen in de achterwandkwab van de hersenen veroorzaken deze ziekte.
B
Problemen in de doorbloeding van de pijnappelklier veroorzaken deze ziekte.
C
Problemen in de doorbloeding van de hypofyse veroorzaken deze ziekte.
D
Problemen in de doorbloeding van de hersenen veroorzaken deze ziekte.

Slide 8 - Quizvraag

Bij hoeveel mensen is vaatschade de hoofdoorzaak?
A
Bij één op de zes mensen met dementie is vaatschade de hoofdoorzaak.
B
Bij één op de tien mensen met dementie is vaatschade de hoofdoorzaak.
C
Bij één op de acht mensen met dementie is vaatschade de hoofdoorzaak.
D
Bij één op de zeven mensen met dementie is vaatschade de hoofdoorzaak.

Slide 9 - Quizvraag

Welke symptomen iemand met vasculaire dementie heeft, hangt af van...?
A
het spraakgebied dat beschadigd is geraakt
B
het sociaal cognitief gedeelte dat beschadigd is geraakt
C
het hersengebied dat beschadigd is geraakt
D
het hersengebied enkel en alleen rondom de achterhoofdkwab, dat beschadigd is geraakt

Slide 10 - Quizvraag

Wat vaak vooral opvalt is dat men..?
A
langzamer gaat eten, spreken en handelen
B
langzamer gaat spreken, horen en zien
C
langzamer gaat denken, spreken
D
langzamer gaat denken, spreken en handelen

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat is typerend aan de vorm;
'frontotemporale dementie'?
(FTD)
A
Frontotemporale dementie (FTD) komt vaak voor op jongere leeftijd.
B
Frontotemporale dementie (FTD) komt vaak voor op oudere leeftijd, na 80 jaar.
C
Frontotemporale dementie (FTD) komt vaak voor bij mensen die veel drinken.
D
Frontotemporale dementie (FTD) komt vaak voor bij mensen met een psychose.

Slide 13 - Quizvraag

Waardoor ontstaat frontotemporale dementie?
A
Deze vorm van dementie ontstaat doordat hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied) en de temporaalkwab (taalgebied) goed blijven.
B
Deze vorm van dementie ontstaat doordat hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied) en de temporaalkwab (taalgebied) afsterven.
C
Deze vorm van dementie ontstaat doordat hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied) en de temporaalkwab (taalgebied) steeds sterker worden.
D
Deze vorm van dementie ontstaat doordat hersencellen afsterven.

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de symptomen van FTD?
A
Heftige veranderingen in gedrag, taalvaardigheid en motoriek kunnen wijzen op FTD.
B
Heftige veranderingen in reuk en smaak, taalvaardigheid en motoriek kunnen wijzen op FTD.
C
Heftige veranderingen in eetpatronen, schrijfvaardigheid en motoriek kunnen wijzen op FTD.
D
Heftige veranderingen in gedrag, taalvaardigheid en sociaal functioneren kunnen wijzen op FTD.

Slide 15 - Quizvraag

De frontaalkwab regelt ons gedrag. We gebruiken dit hersendeel om keuzes te maken, plannen te maken en onze coördinatie te regelen. We toetsen met de frontaalkwab of ons (geplande) gedrag voldoet aan onze normen en waarden. De temporaalkwab speelt ook een rol in ons gedrag maar is vooral belangrijk voor taal en spraak.
Wat gebeurt er bij FTD?
A
Bij frontotemporale dementie sterven de hersencellen in de achterwandkwab af.
B
Bij frontotemporale dementie sterven de hersencellen in de hypose af.
C
Bij frontotemporale dementie sterven de hersencellen in de frontaalkwab af.
D
Bij frontotemporale dementie sterven de hersencellen in de algehele hersenen af.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Hoe herken je Lewy body dementie?
A
Lewy body dementie is te herkennen aan dat diegene niet meer kan lopen.
B
Lewy body dementie is te herkennen aan schommelingen in iemands lichamelijke achteruitgang.
C
Lewy body dementie is te herkennen aan schommelingen in iemands spraakgebied.
D
Lewy body dementie is te herkennen aan schommelingen in iemands geestelijke achteruitgang.

Slide 18 - Quizvraag

Welke ziekte komt vaak kijken bij Lewy body dementie?
(contra indicatie noemen ze dat..)
A
Parkinson
B
Reuma
C
Alzheimer
D
MS

Slide 19 - Quizvraag

Iemand met Lewy body dementie heeft in het begin geen geheugenproblemen of moeite met het uitvoeren van handelingen.
Maar wat valt dan wel op?
A
Vaak valt het op dat iemand een eetstoornis stoornis krijgt. Ook kan iemand visuele hallucinaties krijgen: hij ziet dingen die er niet zijn.
B
Vaak valt het op dat iemand spraak stoornissen krijgt. Ook kan iemand visuele hallucinaties krijgen: hij ziet dingen die er niet zijn.
C
Vaak valt het op dat iemand aandacht stoornissen krijgt en Parkinson
D
Vaak valt het op dat iemand aandacht stoornissen krijgt. Ook kan iemand visuele hallucinaties krijgen: hij ziet dingen die er niet zijn.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is nog meer een verschijnsel bij Lewy body dementie?
A
Depressie
B
Gedragsstoornis
C
Eetstoornis
D
Lichamelijke aandoening

Slide 21 - Quizvraag

En weer verder...

Slide 22 - Tekstslide

Wat is volgens jullie dementie?

Slide 23 - Open vraag

Verloop dementie;
Dementie verloopt progressief:
de ziekteverschijnselen nemen toe, ze nemen niet af. De cliënt gaat steeds verder achteruit. Hoe dit proces van achteruitgang verloopt, hangt af van verschillende factoren.


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Stadia dementie;
Stadium 1: beginnende dementie


Stadium 2: matig ernstige dementie


Stadium 3: ernstige dementie, de cliënt is volledig afhankelijk van anderen


Stadium 4: ernstige dementie, de cliënt kan niet meer lopen, spreekt nauwelijks en ligt in een foetushouding (als een pasgeboren baby)

Slide 26 - Tekstslide

Stadium 1; 'de bedreigde ik'
In het beginstadium van dementie zijn er minimale veranderingen in de hersenen. Verschijnselen van beginnende vergeetachtigheid of spullen niet meer kunnen vinden komen steeds vaker voor dan in de periode daarvoor. Ook is het steeds moeilijker om nieuwe dingen te leren. Het kan zijn dat de partner, gezinsleden, vrienden, buren en eventuele collega’s op het werk nog niets bijzonders opmerken aan het gedrag.

Slide 27 - Tekstslide

Stadium 2; 'De verdwaalde ik'
Vervolgens ontstaat er meer vergeetachtigheid en kunnen er problemen ontstaan op het werk of tijdens complexere bezigheden, zoals kaarten of huishoudelijke werkzaamheden. Toch kan de persoon met beginnende dementie deze ‘fouten’ nog aardig verbergen, soms door er een grapje over te maken. Op een gegeven moment merken anderen in de omgeving op dat er iets mis is. Het lukt bijvoorbeeld niet meer om de financiën op orde te houden of om boodschappen te doen en een maaltijd te bereiden. De cliënt zelf wordt onzekerder en heeft moeite zijn emoties onder controle te houden.


Slide 28 - Tekstslide

Stadium 3; 'De verborgen ik'
De cliënt heeft voortdurend moeite zich te oriënteren. Hij weet niet meer welke dag het is of waar hij is en met wie hij te maken heeft. Hij herkent familie niet meer en zijn persoonlijkheid kan veranderen. Hij wordt bijvoorbeeld voortdurend boos of juist aanhankelijk. Hij kan niet meer thuis blijven wonen, omdat hij dan een gevaar voor zichzelf vormt. De cliënt gaat bijvoorbeeld midden in de nacht de straat op om boodschappen te doen. Hij heeft hulp nodig bij zijn persoonlijke verzorging en om zinvol bezig te zijn.

Slide 29 - Tekstslide

Stadium 4; 'De verzonken ik'
Vervolgens ontstaan er problemen met de taal. De cliënt kan steeds minder goed met woorden uitdrukken wat hij bedoelt. Uiteindelijk neemt ook het vermogen tot bewegen af en blijft het zintuiglijk waarnemen over. De cliënt is nu volkomen afhankelijk van anderen.

Slide 30 - Tekstslide

Dementie op jonge leeftijd...
De kans op dementie neemt toe naarmate de leeftijd stijgt. Toch komt dementie soms voor op relatief jonge leeftijd; vanaf 45 jaar kan dementie zich voordoen. Vaak is de oorzaak ook op deze leeftijd de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie of frontotemporale dementie.

Dementie op jonge leeftijd is vaak erfelijk. Een enkele keer is er sprake van een specifieke hersenziekte, zoals de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Deze ziekte is erfelijk of ontstaat na besmetting met BSE (boviene spongiforme encefalopathie), ook wel gekkekoeienziekte genoemd. De ziekte van Creutzfeldt-Jakob is dodelijk en verloopt zeer snel.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Preventie;
Dementie is een optelsom van verschillende factoren waarbij ziekten en leefstijl van invloed zijn. Je kunt het niet echt voorkomen. Wel zijn er aanwijzingen dat een gezonde en actieve levenswijze het risico op dementie verkleint. Ook een leefstijl met voldoende lichamelijke, geestelijke en sociale activiteit, niet roken, matig met alcohol en een voedingspatroon met veel groenten, olijfolie en vette vis (goede vetten) werkt preventief. Onderzoek heeft uitgewezen dat vooral lichamelijke activiteit een gunstige uitwerking heeft op de geheugenfuncties van de hersenen.

Geheugentraining door middel van spelletjes en puzzels kan een prettige vorm van vrijetijdsbesteding zijn. Ze helpen wel om iemands kennis langer vast te houden, maar niet om de geheugenproblemen te vertragen. Geheugentraining heeft namelijk geen extra invloed op het activeren van het geheugen.

Slide 33 - Tekstslide

Diagnostiek;
-> huisarts (testen etc.)
-> specialisten ziekenhuis (MRI scan, SPECT scan, bloedonderzoek en een neuropsychologisch onderzoek)

Slide 34 - Tekstslide

Oorzaken;

Dementie is het gevolg van verschillende factoren, waarbij verschillende hersenziekten een belangrijke rol spelen. Maar ook iemands algehele gezondheidstoestand, het karakter, de levensloop en de sociale omstandigheden maken het verschil tussen de ene persoon met dementie en de andere. Het herkennen van de hersenziekten die bijdragen aan het totaalplaatje van een cliënt met dementie is van belang om te begrijpen waar de hersenfuncties haperen.

Bij iedere hersenziekte is het verloop van de dementie anders. Iedere dementiepatiënt is daardoor uniek! Om cliënten met dementie goed te kunnen begeleiden, is het naast het kennen en herkennen van de verschillende hersenziekten vooral van belang om je cliënt als persoon goed te kennen.

Slide 35 - Tekstslide

Behandeling dementie;
-> Medicatie
-> Bewegen
Welke medicatie en behandelingen kun je lezen in het boek ThiemeMeulenhoff, persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen MZ, thema 4, 4.13
Lees deze goed door, de lesstof komt terug in de kennistoets in schoolweek 11!!

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

Slide 39 - Tekstslide