Les verbes réguliers en -er, ir et re

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2,4,5,6

Les verbes réguliers:

-er   -ir   -re

Les buts

• aan het einde van deze LessonUp weet je met welke stappen je een regelmatig werkwoord op -er, -ir en -re vervoegt.
  
  
• heb je geoefend met het vervoegen van deze regelmatige werkwoorden
  
  
• ken je de bijzonderheden bij  deze groepen regelmatige werkwoorden

regelmatige werkwoorden 

In het Frans zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden: 

1. Werkwoorden op -er
   
   
2. Werkwoorden op -ir
   
   
3. Werkwoorden op -re

aimer, parler, manger, voyager, marcher, jouer

choisir, mentir, rougir, finir, punir, remplir, réussir

vendre, répondre, perdre, entendre, descendre, correspondre, attendre

PRÉSENT

Werkwoorden op -er

Werkwoorden op -ir

Werkwoorden op -re

Uitgangen:

-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent

Uitgangen:

-s, -s, ..., -ons, -ez, -ent

Uitgangen: 

-is, -is, -it, -issons, -issez, -issent

PASSÉ COMPOSÉ:
Hoe eindigt het voltooid deelwoord per ww-groep? 

-er

-ir

-er

-é

-u

-i

les verbes -er

welke tijd? welke stam? welke uitgangen?

Vervoeg het volgende werkwoord:
hij viel (tomber)

1. il tombe
2. il tombait
3. il est tombé
4. il tombera

Vervoeg het volgende werkwoord:
zij hebben ontmoet

1. elle a rencontré
2. ils ont rencontré
3. ils rencontaient
4. elles rencontrent

Vervoeg het volgende werkwoord:
jij zal blijven (futur)

1. je resterai
2. tu restais
3. je suis resté
4. tu resteras

les verbes -ir

rougir

je rougissais

tu rougissais

il rougissait

nous rougissions

vous rougissiez

ils rougissaient

Wat is de stam van het werkwoord 'remplir'?

vervoeg in de présent:

je ... (grandir)

vervoeg in de futur:

nous ... (rougir)

vervoeg in de imparfait:

tu ... (choisir)

vervoeg in de passé composé:

Sophie et Chloé ... (réfléchir)

les verbes -re

vendre=verkopen 

présent

je vends

tu vends

il,elle,on vend

nous vendons

vous vendez

ils,elles vendent

imparfait

je vendais=

tu vendais

il,elle,on vendait

nous vendions

vous vendiez

ils,elles vendaient

Passé Composé

j'ai vendu

tu as vendu

il,elle,on a vendu

nous avons vendu

vous avez vendu

ils,elles ont vendu

Futur

je vendrai

tu vendras

il,elle,on vendra

nous vendrons

vous vendrez

ils,elles vendront

(rendre= teruggeven)
ils ont .... mon argent

hij zal verkopen (futur)

attendre
wij wachtten

1. nous attendons
2. nous attendions
3. nous attendrons
4. nous avons attendu

vorm van avoir

ww - er + é

vorm van avoir

ww - re + u

vorm van avoir

ww - ir + i

nous-vorm - ons

ais

ais

ait

ions

iez

aient

e

es

e

ons

ez

ent

is

is

it

issons

issez

issent

s

s

-

ons

ez

ent

passé composé -er

passé composé -re

passé composé -ir

présent -ir

présent -re

présent -er

imparfait -er/-re/-ir

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?

-ER

-IR

-RE

-ER

-IR

-RE

-e

-es

-e

-ons

-ez

-ent

-is

-is

-it

-issons

-issez

-issent

-s

-s

- -

-ons

-ez

-ent

www.wordwall.net