H1.7 Grammatica - Zinsdelen

Deze les
  1. Lezen
  2. Lesdoel
  3. Nakijken
  4. Maken
timer
10:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Deze les
  1. Lezen
  2. Lesdoel
  3. Nakijken
  4. Maken
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Aan het einde van de les weet je welke verschillende zinsdelen er zijn.
  • Aan het einde van de les kun je een zin verdelen in zinsdelen. 

Slide 2 - Tekstslide

1. Persoonsvorm
  • Het is altijd een werkwoord.
  • Een zin kan meerder pv's hebben.

  • Verander de tijd.
  • Maak een vraagzin.

De leerlingen van klas 3 hebben gisteren een cadeau aan de docent gegeven.

Slide 3 - Tekstslide

2. Zinsdelen maken
  • Verander de volgorde van de woorden in de zin.
  • Alle woorden vóór de pv zijn één zinsdeel.



De leerlingen van klas 3 / hebben / gisteren een cadeau aan de docent gegeven.

Slide 4 - Tekstslide

3. Werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden in de zin (inclusief pv).
  • Ook scheidbare werkwoorden
    VB: Ik nodig jou uit --> uitnodigen



De leerlingen van klas 3 / hebben / gisteren / een cadeau / aan de docent / gegeven.

Slide 5 - Tekstslide

4. Onderwerp
  • Wie/wat doet iets in de zin?
  • Vraag: wie/wat + wg?




De leerlingen van klas 3 / hebben / gisteren / een cadeau / aan de docent / gegeven.

Slide 6 - Tekstslide

5. Lijdend voorwerp
  • Wat/wie ondergaat de handeling?
  • Het lijdend voorwerp zit niet in iedere zin.
  • Vraag: wat/wie + wg + o?



De leerlingen van klas 3 / hebben / gisteren / een cadeau / aan de docent / gegeven.

Slide 7 - Tekstslide

6. Meewerkend voorwerp
  • Iemand/iets geeft of krijgt iets.
  • Zit er geen lv in de zin, dan ook geen mv.
  • Vraag: aan/voor wie/wat + wg + o + lv?



De leerlingen van klas 3 / hebben / gisteren / een cadeau / aan de docent / gegeven.

Slide 8 - Tekstslide

7. Bijwoordelijke bepaling
  • Alle zinsdelen niet nog niet benoemd zijn.
  • Je kunt een vraag stellen: waar? Wanneer? Hoe? Waarom?
  • Deze vraagwoorden zelf zijn ook bwb.
  • Er kunnen meer bwb's in een zin zitten.

De leerlingen van klas 3 / hebben / gisteren / een cadeau / aan de docent / gegeven.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Opdracht 1, 2, 3 & 4
    (blz. 53 + 54).
HOE?
10 min. ZS, daarna zacht overleggen.
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide