In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Weektaak t/m vrijdag 12 juni
Afronding thema ecologie en milieu
&
BS 8 energie
Slide 1 - Tekstslide
We beginnen met een groot aantal vragen over de stof tot nu toe.
Dit geeft je een goed beeld of je de belangrijkste zaken uit dit thema hebt begrepen
Slide 2 - Tekstslide
BS 1: Wat bestuderen we in de ecologie?
A
In de ecologie bestuderen we alle relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu
B
In de ecologie bestuderen we een milieu
C
In de ecologie bestuderen we de invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur
D
A en B zijn beide goed
Slide 3 - Quizvraag
BS 1 Water is een voorbeeld van een
A
biotische factor
B
abiotische factor
Slide 4 - Quizvraag
BS 1: Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor
Slide 5 - Quizvraag
BS 1: Welke soort heeft de grootste tolerantie voor watertemperatuur
A
Lemna minor
B
Lemna turionifera
C
Spirodela ployrhiza
Slide 6 - Quizvraag
BS 2: Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Een weiland is een
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noemen we een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Video
01:46
Hoe noemen we deze samenwerking tussen de vogel en de capibara? De vogel heeft een voordeel, de capibara geen voor en geen nadeel
A
symbiose
B
mutualisme
C
commensalisme
D
parasitisme
Slide 11 - Quizvraag
02:42
Hoe noemen we de samenlevingsvorm tussen de ossenpikker en het nijlpaard. Beide dieren hebben voordeel
A
symbiose
B
mutualisme
C
commensalisme
D
parasitisme
Slide 12 - Quizvraag
BS 3: Waarmee begint elke voedselketen?
Slide 13 - Open vraag
BS 3: Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quizvraag
BS 2: Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn
Slide 15 - Quizvraag
BS 3: Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reduceren
Slide 16 - Quizvraag
BS 3: In een piramide van biomassa wordt de biomassa in elke volgende schakel groter.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
BS 3: Heeft een piramide van aantallen altijd een piramide vorm? Waarom
A
Ja, want het geeft altijd de schakels in de juiste volgorde weer
B
Ja, want het aantal individuen in elke schakel wordt altijd kleiner
C
Nee, want het aantal individuen kan groter zijn in de volgende schakel
D
Nee, want de schakels van een voedselketen kunnen soms in een andere volgorde staan
Slide 18 - Quizvraag
BS 4: Hoe noemen we het beginstadium van successie?
Slide 19 - Open vraag
BS 6: In welke vorm kan koolstof in de koolstofkringloop NIET voorkomen?
A
CO2
B
C6H12O6
C
N2
D
CH4
Slide 20 - Quizvraag
BS 6: Welke organismen stoten CO2 uit tijdens hun leven
A
alleen consumenten
B
alleen reducenten
C
alleen producenten
D
zowel consumenten als producenten als reducenten
Slide 21 - Quizvraag
BS 6: Welke stoffen nemen de producenten op uit hun milieu?
A
water en mineralen
B
Water en lucht
C
water en stikstof
D
water
Slide 22 - Quizvraag
BS 6: Welke van de volgende stoffen bevat stikstof
A
nitraat
B
nitraat en nitriet
C
ammonium, nitraat en nitriet
D
ammonium, glucose, nitraat en nitriet
Slide 23 - Quizvraag
BS 6: Welke van de volgende stoffen worden door de plant opgenomen die stikstof bevatten
A
nitraat
B
nitraat en nitriet
C
nitraat en ammonium
D
water en ammonium
Slide 24 - Quizvraag
BS 7: Stel je bent een spruitjesteler....
Slide 25 - Tekstslide
BS 6: Je hebt grond met genoeg voedingsstoffen nodig. Je kiest ervoor om kunstmest/stalmest te gebruiken. Welke stof zit hierin die de planten vooral nodig hebben?
Slide 26 - Open vraag
Bepaalde vlinders worden bestreden door middel van het inzetten van sluipwespen. Hoe noem je deze vorm van bestrijding.
A
chemische bestrijding
B
resistente bestrijding
C
biologische bestrijding
D
zielig
Slide 27 - Quizvraag
BS 6: Terug naar je spruitenveld. Je hebt kunstmest gebruikt, maar te veel gebruikt (overbemest). Wat denk je dat de gevolgen voor het milieu kunnen zijn?
Slide 28 - Open vraag
Leg uit wat het verschil is tussen het broeikaseffect en het versterkte broeikaseffect.
Slide 29 - Open vraag
Dat waren de vragen
Hierna volgt een korte uitleg over versterkte broeikaseffect
Slide 30 - Tekstslide
De aarde heeft altijd een broeikaseffect gehad
Gassen in de lucht kaatsen de warmtestraling van de zon weer terug naar aarde. Hierdoor is het op aarde 30 graden warmer dan zonder deze gassen (dampkring)
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Versterkte broeikaseffect
Door de toevoeging van gassen door de mens wordt dit effect versterkt en warmt de aarde dus meer op.
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Het gas dat de meeste invloed heeft is....
CO2
Slide 35 - Tekstslide
metingen gestart eind jaren 50
Slide 36 - Tekstslide
Met als gevolg...
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Andere gassen die het broeikaseffect versterken zijn....
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
De gevolgen merken we nu langzaamaan. Die zijn....