Quiz Nederland

Nederland quiz
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 5-8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederland quiz

Slide 1 - Tekstslide

Waar leggen koning Willem Alexander en koningin Maxima op 4 mei kransen?
A
Bij het koningshuis
B
Op de Dam
C
Paleis het Loo
D
Erasmusbrug

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de hoofdstad van Overijssel?
A
Zwolle
B
Rotterdam
C
Den Haag
D
Haarlem

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet de oudste dochter van onze koning en koningin?
A
Alexia
B
Amalia
C
Ariane

Slide 4 - Quizvraag

In welke provincie zijn de Delta werken?
A
Brabant
B
Noord-Holland
C
Utrecht
D
Zeeland

Slide 5 - Quizvraag

Noem typisch Nederlands feesten

Slide 6 - Woordweb

Wat is de hoofdstad van Nederland?
A
Den Haag
B
Zwolle
C
Rotterdam
D
Amsterdam

Slide 7 - Quizvraag

Waar is dit?
A
Rotterdam
B
Zeeland
C
Middelburg
D
Scheveningen

Slide 8 - Quizvraag

Waar ligt de grootste haven van Nederland?
A
Amsterdam
B
Utrecht
C
Rotterdam
D
Zwolle

Slide 9 - Quizvraag

Noem 3 Nederlandse provincies

Slide 10 - Woordweb

Welk vervoersmiddel is in Nederland erg populair (er zijn er heel veel)?

Slide 11 - Open vraag

Hoeveel provincies heeft Nederland?
A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 12 - Quizvraag

In welke provincie vind je hunebedden?
A
Gelderland
B
Overijssel
C
Groningen
D
Drenthe

Slide 13 - Quizvraag

Wat vieren we op 27 april?

Slide 14 - Open vraag

Wie is de premier van Nederland
A
Rutte
B
Kaag
C
Hoekstra
D
Jetten

Slide 15 - Quizvraag

Welke bloem zien veel mensen als typisch Nederlands?
A
De hyacint
B
De tulp
C
De krokus
D
Een madeliefje

Slide 16 - Quizvraag

Welke schoenen zijn typisch voor Nederland?

Slide 17 - Open vraag

Wat is typisch Nederlands eten?

Slide 18 - Woordweb

Wat is de jongste provincie van Nederland?
A
Utrecht
B
Limburg
C
Flevoland
D
Gelderland

Slide 19 - Quizvraag

Welke 2 sporten zijn in Nederland erg populair?

Slide 20 - Open vraag

Wat vieren we op 5 mei?
A
De bevrijding van Nederland.
B
De onafhankelijkheid van Nederland.
C
Dat Nederland een koning heeft.
D
Dat Nederland een democratie is.

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide