Bijvoeglijk naamwoord (klas 1A)

Bijvoeglijk naamwoord
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Korte herhaling:
Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 2 - Woordweb

Een zelfstandig naamwoord:
- is een naam voor een mens, dier, ding of plant
Hoe kun je een ZN herkennen?
1. je kunt het verkleinen
2. je kunt er een lidwoord voor zetten
3. je kunt er meervoud van maken

Let op: Namen zijn ook ZN (Mill, Albert Heijn, Spanje, Nike, etc.)

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld ZN
                                                     bloem                                  winkel
1. verkleinen >                        bloempje                           winkeltje
2. lidwoord voor zetten >  de/een bloem                 de/een winkel
3. meervoud >                       bloemen                            winkels

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het zn in de zin:
De week is alweer om.
A
De
B
week
C
is
D
om

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg antwoord
Het antwoord was "week", waarom?

week kan ik verkleinen > weekje
Ik kan een lidwoord voor week zetten > de/een week
Ik kan er meervoud van maken > weken

Slide 6 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

Slide 7 - Tekstslide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 8 - Tekstslide

OPDRACHT
Bekijk nu het uitlegfilmpje in de digitale methode

Zo vind je het filmpje:
1. Ga naar Magister > Leermiddelen > Nieuw Nederlands
2. Kies je klas
3. Kies Hoofdstuk 5 > Taalverzorging > bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 10 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg antwoord

Het antwoord was onjuist, omdat

een bijvoeglijk naamwoord kan ook achter een ZN staan:

Voorbeeld:   Mijn boekendoos (zn) is mooi (bn).

Slide 12 - Tekstslide

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 13 - Quizvraag

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Slide 19 - Open vraag

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag
  • Ga (weer) naar Magister > Leermiddelen > Nieuw Nederlands
  • Kies je klas
  • Hoofdstuk 5 > Taalverzorging > bijvoeglijk naamwoord
  • Zorg dat linksboven een C staat (i.p.v. A of B)
  • Maak opdracht 1, 2, 3 en 5 + 6C
  • De opdrachten worden automatisch opgeslagen, dus je hoeft niets in te sturen.

Slide 21 - Tekstslide