Le verbe être

Le verbe être p. 133
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Le verbe être p. 133

Slide 1 - Tekstslide

être = zijn
ik ben
je suis
jij bent
tu es
hij / zij / men is
il / elle est
wij zijn
on est / nous sommes
u bent / jullie zijn
vous êtes
zij zijn (m/v)
ils / elles sont

Slide 2 - Tekstslide

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
Combineer de juiste vorm van être met het goede persoonlijk voornaamwoord
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 3 - Sleepvraag

Ils ___ sympas.
A
est
B
as
C
sommes
D
sont

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
Vous ___ au collège?
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 5 - Quizvraag

Nous ___ gentils.
A
suis
B
êtes
C
sommes
D
est

Slide 6 - Quizvraag

Léa ___ malade (ziek).
A
est
B
vais
C
suis
D
fait

Slide 7 - Quizvraag

Je ___ une fille.
A
suis
B
es
C
est
D
suit

Slide 8 - Quizvraag

Vul nu zelf in:
Tu ___ mon copain.

Slide 9 - Open vraag

Vul nu zelf in:
Medhi ___ mon frère.

Slide 10 - Open vraag

Vul nu zelf in:
Je ___ un garçon.

Slide 11 - Open vraag

AVOIR & ÊTRE
hebben
zijn

Slide 12 - Tekstslide

timer
1:30
Is het avoir of être?
Sleep de vervoegingen naar het juiste werkwoord.
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 13 - Sleepvraag

Hoe goed ken je het werkwoord être (zijn)?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

exercice 17 a, b, c, d, e & 18

Slide 15 - Tekstslide