Les 2 Unidad 2 C1 Los dias de la semana y asignaturas

¿qué vamos a ver ?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

¿qué vamos a ver ?

Slide 1 - Tekstslide

los  días  de  la  semana

             de   dagen  van  de     week

Slide 2 - Tekstslide


los días de la semana

Slide 3 - Tekstslide

Los días de la semana
El lunes
maandag
El martes
dinsdag
El miércoles
woensdag
El jueves
donderdag
El viernes
vrijdag
El sábado
zaterdag
El domingo
zondag

Slide 4 - Tekstslide

De dagen van de week

Slide 5 - Tekstslide

Los días de la semana

Slide 6 - Tekstslide

Welke dag van de week is "Sábado"?
A
Dinsdag
B
Vrijdag
C
Zaterdag
D
Maandag

Slide 7 - Quizvraag

Welke dag van de week is "Martes"?
A
Dinsdag
B
Vrijdag
C
Zaterdag
D
Maandag

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf alle dagen van de week op in de puzzel.

We gaan uit van maandag als 1e dag van de week

Slide 9 - Tekstslide

Los números ordinales
De rangtelwoorden (eerste, tweede, etc.)




¡OJO! - cuatro = 4 / cuarto = vierde
Bij mannelijke woorden valt de -o weg bij primero en tercero


primero/-a
1ste
sexto/-a
6de
segundo/-a
2de
séptimo/-a
7de
tercero/-a
3de
octavo/-a
8ste
cuarto/-a
4de
noveno/-a
9de
quinto/-a
5de
décimo/-a
10de

Slide 10 - Tekstslide

Números Ordinales
1º = primero /a                                         
2º = segundo/a.                           Normaal van 1-10 gebruik je de Ordinales in het Spaans
3º = tercero/a.                              maar na 11 gebruikje de getallen zoals we ze kennen.
4º = cuarto/a.                               Kijk even de voorbeelden op pág. 23 
5º = quinto/a.                               .
6º = sexto/a.
7º = séptimo/a.
8º = octavo/a.
9º = noveno/a.
10º = décimo/a.
O1.4 : Números ordinales

Slide 11 - Tekstslide

Los días + 
Números ordinales 
El primer dia de la semana dus geen el primero día
El tercer dia de la semana
dus geen el tercero día
Ej 4
Ej 5

Slide 12 - Tekstslide

Los números ordinales blz. 23
Herhaal de getallen.
Wat is het verschil tussen, bijvoorbeeld,  segundo/segunda? 
La ____________ chica. (segundo of segunda?)
El ____________chico. ( segundo of segunda?)

Slide 13 - Tekstslide

1e
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
10e
décimo/a
noveno/a
octavo/a
séptimo/a
sexto/a
quinto/a
cuarto/a
tercero/a
segundo/a
primero/a

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de juiste dagen bij elkaar
lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo
primer día
segundo día
tercer día
cuarto día
quinto día
sexto día
séptimo día

Slide 15 - Sleepvraag

Maak zinnen (kijk in blz. 23)
1. De tweede dag van de week is dinsdag
El segundo día de la semana es martes 
2. De vijfde dag van de week is vrijdag
El quinto día de la semana es viernes. 
3. De zesde dag van de week is zaterdag
El sexto día de la semana es sábado. 
zijn= son 

Slide 16 - Tekstslide

Las asignaturas (vakken)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Las asignaturas
Humanidades
Ciencias
Holandés

Slide 19 - Tekstslide

Welk(e) antwoord(en) is/zijn geen 'asignaturas'?
A
matemáticas
B
lengua
C
tienda
D
tecnología

Slide 20 - Quizvraag

Las asignaturas

Slide 21 - Tekstslide

¿qué asignaturas tienes?
Tengo
tienes
tiene

Slide 22 - Tekstslide

¿Qué asignaturas tienes hoy a la cuarta hora?

Slide 23 - Open vraag

timer
2:00
Encuentra las 9 asignaturas

Slide 24 - Tekstslide

¿qué tiene... la tercera hora los viernes?

Slide 25 - Open vraag

Ejercicios 7 y 8
Ejercicio 7 completar horario
Pag. 23


Slide 26 - Tekstslide