Voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is eigenlijk een zwak werkwoord?

Slide 2 - Woordweb

Hoe herken je zwakke werkwoorden?
A
Klinkerverandering in de stam
B
Geen klinker-verandering in de stam
C
Kun je niet herkennen

Slide 3 - Quizvraag

ik
jij
hij, zij, het
wij
jullie
zij, u
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
wohn
t
t
en
e
st
en

Slide 4 - Sleepvraag

i
d
e
w
i
s
e
st
t
en
en
t

Slide 5 - Sleepvraag

Du______(oefent) mit den schwachen Verben.
A
üben
B
übst
C
übt

Slide 6 - Quizvraag

zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst

Slide 7 - Quizvraag

Het zwakke werkwoord

Er (feiern)
A
feierne
B
feiernt
C
feier
D
feiert

Slide 8 - Quizvraag

Das schwache Verb - was ist richtig
A
Ich arbeitet
B
Ich arbeiteten
C
Ich arbeitetest
D
Ich arbeitete

Slide 9 - Quizvraag

Wat is eigenlijk een voltooid deelwoord?

Slide 10 - Woordweb

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. 
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 

Slide 11 - Tekstslide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden waarbij de stam op een -t of een -d eindigt, wordt gevormd door:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
arbeiten - Wir haben gestern den gazen Tag gearbeitet.

Slide 12 - Tekstslide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T

Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert?

Slide 13 - Tekstslide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Slide 14 - Tekstslide

Wat valt je op aan deze zinnen?
Wir haben es gestern schon gehört. 
Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 
Was hast du fotografiert?
Wir haben den Zoo besucht. 

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan
Om welk werkwoord gaat het?
1. Plaats dit werkwoord naar het einde van de zin en maak er als volgt een voltooid deelwoord van:
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Eindigt de stam op –T, -D of het werkwoord op–IEREN? Zo ja, ga naar stap 4 of 5.
     Zo nee, regel: GE + STAM + T
4. Eindigt de stam op: -T of –D, regel: GE + STAM + ET. 
5. Eindigt de stam op –IEREN, regel: STAM+T

6. Voeg het juiste hulpwerkwoord toe.

Slide 16 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden  

Slide 17 - Tekstslide

Wat is eigenlijk een sterk werkwoord?

Slide 18 - Woordweb

Basisregel voor het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden moet je simpelweg leren. 

Bijvoorbeeld:
beschrijven - beschreven / beschreiben - beschrieben
zwemmen - gezwommen / schwimmen - geschwommen

Slide 19 - Tekstslide

We gaan oefenen!
Vul het juiste voltooid deelwoord in. 

Slide 20 - Tekstslide

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 21 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 22 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 23 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 24 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe ein großes Haus ___________. (mieten)

Slide 25 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 26 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 27 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Du hast zwei Jahre Deutsch_____(studieren)?

Slide 28 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen)

Slide 29 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Wie lange hast du ______(warten)?

Slide 30 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Schüler haben bei Albert Heijn zu wenig______(verdienen)

Slide 31 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe die Falsche Kleidung______(bestellen)

Slide 32 - Open vraag

We gaan oefenen!
Maak een voltooide zin.
Bijvoorbeeld: 
Ich wohne in Goes = Ich habe in Goes gewohnt. 

Slide 33 - Tekstslide

Meine Schwester wohnt in Zierikzee.

Slide 34 - Open vraag

Meine Oma tanzt gerne.

Slide 35 - Open vraag

Mein Bruder arbeitet als Lehrer.

Slide 36 - Open vraag

Ich bestelle das Essen.

Slide 37 - Open vraag