Examenvragen vertering

Uit welke 2 monosachariden is lactose opgebouwd? (Binas 67F)
A
glucose en fructose
B
glucose en ribose
C
glucose en galactose
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Uit welke 2 monosachariden is lactose opgebouwd? (Binas 67F)
A
glucose en fructose
B
glucose en ribose
C
glucose en galactose

Slide 1 - Quizvraag

Welke enzymen zijn achtereenvolgens nodig voor eiwitvertering, volgens 82 E?
A
amylase en maltase
B
peptase, tryptase, chymotrypsine en peptidase
C
pepsine, trypsine en peptonen
D
gal en lipase

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekenen de pH waarden die in 82E staan?
A
Dat zijn de pH-waarden van de enzymen
B
Dat is de pH-waarde van de voedselbrij ter plekke
C
Dat is het pH-maximum van de enzymen
D
Dat is de pH-optimum van de enzymen

Slide 4 - Quizvraag

Is dit een verzadigd of onverzadigd vetzuur?
A
Verzadigd
B
Onverzadigd

Slide 5 - Quizvraag

Zie BINAS 82. Waar start de vetvertering bij baby's?
A
In de maag
B
In de lever
C
In de alvleesklier
D
in de 12-vingerige darm

Slide 6 - Quizvraag

Door welk orgaan wordt gal geproduceerd?
A
Galblaas
B
Lever
C
Twaalfvingerige darm
D
Alvleesklier

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort vertering vindt er plaats in deze vogel?
A
Intracellulair
B
Extracellulair

Slide 8 - Quizvraag

Welk enzym heb je nodig om DNA te verteren tot nucleotiden? 82 E.
A
nucleasen
B
nucleosidase
C
nucleotidase
D
DNAse

Slide 9 - Quizvraag

Eiwitten zijn:
A
Brandstoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen en bouwstoffen
D
aminozuren

Slide 10 - Quizvraag

Onverzadigde vetten:
A
Hebben dubbele bindingen, zijn gezond
B
Hebben dubbele bindingen, zijn ongezond
C
Geen dubbele bindingen, zijn gezond
D
Geen dubbele bindingen, zijn ongezond

Slide 11 - Quizvraag

Welk van deze organen produceert/produceren (pro-)enzymen met een functie bij de eiwitvertering?
A
Alleen de dunne darm
B
Alleen de maag en de alvleesklier
C
Alleen de alvleesklier en de dunne darm
D
De maag, de alvleesklier en de dunne darm

Slide 12 - Quizvraag

Wat stellen de letters P, Q en R in deze darmvlok voor?
A
P bloedvat, Q lymfevat, R spiercel
B
P bloedvat, Q zenuwceluitloper, R lymfevat
C
P lymfevat, Q bloedvat, R slijmproducerende cel
D
P bloedvat, Q zenuwceluitloper, R spiercel

Slide 13 - Quizvraag

De verteringsproducten die in het bloed worden opgenomen, zijn in het algemeen beter
oplosbaar in water dan verteringsproducten die in de lymfe worden opgenomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Een deel van de verteringsproducten wordt via diffusie en een deel via actief transport uit
dekweefselcellen van de dunne darm in het bloed opgenomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Het al dan niet verzadigd zijn van de vetzuren bepaalt of deze in de lymfe of in het bloed worden opgenomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Welke vorm van cholesterol wordt ook wel 'gezond' genoemd?
A
HDL
B
LDL

Slide 17 - Quizvraag

Vet eten en diabetes
In Nederland krijgen steeds meer mensen last van overgewicht. De overheid maakt zich hier zorgen over, temeer daar vet eten en overgewicht kunnen leiden tot een vorm van diabetes.

Slide 18 - Tekstslide

Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

Slide 19 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

4p
Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.


Slide 21 - Tekstslide

1. Lees de vraag
a. In stukjes hakken
b. Kernwoorden markeren
c. einddoel

Slide 22 - Tekstslide

4p
Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

1. Lees de vraag 
a. In stukjes hakken
b. Kernwoorden markeren
c. einddoel

Slide 23 - Tekstslide

4p
Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

2. Aanpak opstellen:   


Begin
Einde

Slide 24 - Tekstslide

4p
Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

3. Info opzoeken
a. Tekst
b. Figuur
4. Antwoord opschrijven: “A leidt tot B, want: (tussenleerlingen)
5. Controle

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Hoeveel punten heb je gekregen voor deze vraag?
1
2
3
4

Slide 37 - Poll

planning
Hw: examentrainer voeding en vertering (10 vragen)
https://create.kahoot.it/details/025c30cb-408e-4d86-b6ec-5ab5705fa6fe
https://create.kahoot.it/details/804f340e-f1aa-46db-a27e-24a0c27b4865



timer
5:00

Slide 38 - Tekstslide