JE bent in een bibliotheek, ¿qué libro te interesa?
Slide 5 - Tekstslide
GUSTAR, ENCANTAR,DOLER, INTERESAR
In het Spaans zijn er een aantal werkwoorden die een beetje anders werken dan de werkwoorden waar je aan gewend bent in het Nederlands. Deze werkwoorden geven aan hoe je je voelt over iets of wat je vindt van iets.
Slide 6 - Tekstslide
BETEKENIS
Gustar: graag hebben, leuk vinden
Encantar: heel erg leuk vinden
Doler: pijn doen
Interesar: interessant vinden
Slide 7 - Tekstslide
Gustar
Gustar = houden van/ leuk vinden/ lekker vinden
Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN
Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp voor het werkwoord. dit is anders dan bij een wederkerend voorwerp, lees goed de uitleg)
Zie de volgende slides voor het stappenplan voor het vervoegen van dit werkwoord!
Slide 8 - Tekstslide
Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?
Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het zwarte kolommetje).
vb. IK hou van pizza.
Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken.
Slide 9 - Tekstslide
Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.
Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA. vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.
Slide 10 - Tekstslide
Ontkenning
Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.
Ontkenning in het Spaans = No
De ontkenning zet je ALTIJD voor het werkwoord neer. Dus:
(a mí) No me gusta(n)
(a ti) No te gusta(n)
(A ella) No le gusta(n)
Slide 11 - Tekstslide
El verbo doler
Doler betekent: Pijn doen. Net zoals bij gustar gebruik je bij doler 2 vormen: duele en duelen.
DUELE
DUELEN
zelfstandig naamwoord enkelvoud
werkwoord
zelfstandig naamwoord meervoud
(la mano)
(escuchar)
(las manos)
(la oreja y la nariz)
Wat staat er achter doler?
Is dat enkelvoud of meervoud?
Slide 12 - Tekstslide
(a mí)
me
duele/duelen
(a ti)
te
duele/duelen
(a él/ella/usted)
le
duele/duelen
(a nosotros)
nos
duele/duelen
(a vosotros)
os
duele/duelen
(a ellos/ellas/ustedes)
les
duele/duelen
wie heeft er pijn?
Wat doet pijn?
Het meewerkend voorwerp moet er bij.
Slide 13 - Tekstslide
Gustar/ Doler/ Encantar/ Interesar
DOLER
ENCANTAR
INTERESAR
a mí
me
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a tí
te
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a él,ella ud.
le
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a nosostros
nos
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a vosostros
os
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a ellos, ellas
les
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeelden
Ejemplos:
A mí me duele la cabeza.
A mí me duelen los pies, he caminado 30 kilómetros.
A mí me encantala música hiphop.
A nosotros nos encantacomer chorizo.
A usted le encantan los partidos de fútbol de Bétis.
A ella le interesa el libro de historia.
A él le interesa comprar esta casa.
A ti te interesan los programas deportivos.
Slide 15 - Tekstslide
Vervoeg de werkwoorden
A mí (gustar) ______ mucho las galletas y los dulces.
A nosotros (encantar) ______ ir a las barbacoas de Jose
¿No te (interesar)________mucho ver al concierto, verdad?
--Sí, a mí la música clásica no (gustar)______mucho
A la señora Ramirez (doler) ______ las rodillas
A ellas (interesar) ______ conocer al nuevo alumno.
Últimamente (doler)___bastante la cabeza del señor Gómez.
¿A vosotros (interesar) ______este programa en la tele?
--No , a nosotros no (interesar)______ nada verlo.
Ella (encantar) ______ bailar en su tiempo libre.
Slide 16 - Tekstslide
Antwoorden
A mí ME GUSTAN mucho las galletas y los dulces.
A nosotros NOS ENCANTA ir a las barbacoas de Jose
¿No TE INTERESA mucho ver al concierto, verdad?
--Sí, a mí la música clásica no ME GUSTA mucho
A la señora Ramirez LE DUELEN las rodillas.
A ellas LES INTERESA conocer al nuevo alumno.
Últimamente LE DUELE bastante la cabeza del señor Gómez.