DSM 5

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waar staat D S M voor?

Slide 2 - Open vraag

DSM 5      20 categorieën
1  Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
2 Schizofreniespectrumstoornis en andere psychotische stoornissen
3 Bipolaire-stemmingsstoornissen
4 Depressieve-stemmingsstoornissen
5 Angststoornissen
6 Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen






Slide 3 - Tekstslide

Vervolg  20 categorieën DSM 5
7 Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
8 Dissociatieve stoornissen
9 Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen
10 Voedings- en eetstoornissen
11 Stoornissen in de zindelijkheid
12 Slaap-waakstoornissen
13 Seksuele disfuncties


Slide 4 - Tekstslide

Vervolg 20 categorieën DSM 5
14 Genderdysforie
15 Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen
16 Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
17 Neurocognitieve stoornissen
18 Persoonlijkheidsstoornissen Cluster A, Cluster B, Cluster C





Slide 5 - Tekstslide

Vervolg 20 categorieën DSM 5
19 Parafiele stoornissen
20 Overige psychische stoornissen

Slide 6 - Tekstslide

1 Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
A
is chronisch
B
kan zijn verstandelijke beperking
C
is tijdelijk
D
kan zijn Autisme spectrumstoornis

Slide 7 - Quizvraag

2 Schizofreniespectrumstoornis en andere psychotische stoornissen kenmerken zijn
A
Positieve symptomen
B
Hallucinaties
C
Negatieve symptomen
D
Gedesorganiseerde spraak

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

3 Bipolaire-stemmingsstoornissen.
Triggers hierbij zijn
A
Gebrek aan daglicht
B
Therapieontrouw
C
Gebrek aan structuur
D
Stress

Slide 10 - Quizvraag

4 Depressieve-stemmings stoornissen, Vitale kenmerken
A
Weinig eetlust
B
Wanen
C
Vermoeidheid
D
Hallucinaties

Slide 11 - Quizvraag

5 Angststoornissen, wat valt hier NIET onder?
A
Probleem sociale omgang
B
Fobie
C
Reële angst
D
Hallucinaties

Slide 12 - Quizvraag

6 Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen. Compulsie is...

Slide 13 - Open vraag

7 Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen, hieronder valt ook
A
Aanpassingsstoornis
B
Fobie
C
reactieve hechtingsstoornis
D
Gedesoriënteerde spraak

Slide 14 - Quizvraag

8 Dissociatieve stoornissen kan zijn
A
Hallucinatie
B
Depersonalistaie
C
Derealisatie
D
Fobie

Slide 15 - Quizvraag

9 Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen. Voorbeeld is:
A
anorexia nervosa
B
SOLK
C
Nagebootste stoornis
D
Conversiestoornis

Slide 16 - Quizvraag

10 Voedings- en eetstoornissen. Voorbeeld hiervan is:
A
Ruminatiestoornis
B
Boulimia
C
Anorexia nervosa
D
Pica

Slide 17 - Quizvraag

11 Stoornissen in de zindelijkheid. Encopresis is hier een voorbeeld van: Waar of niet waar?

Slide 18 - Open vraag

12 Slaap-waakstoornissen. Hier valt Hypersomnolentiestoornis onder: Waar of niet waar?

Slide 19 - Open vraag

13 Seksuele disfuncties. Hieronder valt vertraagde ejaculatie: waar of niet waar?

Slide 20 - Open vraag

14 Genderdysforie. Heeft te maken met geslachtsrol dus:
A
uiterlijk
B
primaire geslachtskenmerken
C
gedrag
D
secundaire geslachtkenmerken

Slide 21 - Quizvraag

15 Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen: deze diagnose klopt pas als:

Slide 22 - Open vraag

16 Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen komen vaker voor bij mensen met:
A
ADHD
B
psychotische stoornissen
C
fobie
D
biplolaire stoornissen

Slide 23 - Quizvraag

17 Neurocognitieve stoornissen. Onderliggende oorzaak van deze stoornissen zijn wel/niet bekend?

Slide 24 - Open vraag

18 Persoonlijkheidsstoornissen zijn ingedeeld in cluster A,B en C. Waar of niet Waar?

Slide 25 - Open vraag

Cluster A: (zonderling excentriek)
Bijv. Schizoïde. Waar of niet waar?

Slide 26 - Open vraag

Cluster B (dramatisch, emotioneel, grillig). Bijv borderline. Waar of niet waar?

Slide 27 - Open vraag

Cluster C (angstig). Bijv. Dwangmatig. Waar of niet waar?

Slide 28 - Open vraag

19 Parafiele stoornissen. Voorbeeld is delirium. Waar of niet waar?

Slide 29 - Open vraag