2.1 Elektrische stroom

elektrische stroom paragraaf 2.1
  • Telefoon in de telefoontas
  • Ga zitten volgens de plattegrond
  • Pak je schrift en je pen.
  • Maak de startopdracht.
Proefwerk 3 Elektriciteit
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

elektrische stroom paragraaf 2.1
  • Telefoon in de telefoontas
  • Ga zitten volgens de plattegrond
  • Pak je schrift en je pen.
  • Maak de startopdracht.
Proefwerk 3 Elektriciteit

Slide 1 - Tekstslide

Starter for ten (2 minuten)
Noteer vijf apparaten die je in huis hebt die op elektrische stroom werken en die er voor zorgen dat de elektrische energie wordt 
omgezet in warmte

Teken het energiestroomdiagram van zo'n apparaat

Noteer de spanning (hoeveel volt) er wordt geleverd door het
stopcontact (dit noemen we het lichtnet)

Slide 2 - Tekstslide

Spullen bij je.
  1. boek
  2. schrift
  3. rekenmachine
  4. pen/potlood/
  5. geodriehoek of liniaal
  6. werkboek deel A + huiswerk controle op de maandag

Slide 3 - Tekstslide

Doelen van deze les
  • Leren wat elektrische stroom is en doet.
  • Herhalen van het begrip stroomkring
  • Herhalen van het begrip Stroomsterkte
  • Herhalen van begrip Spanning

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis
Maak groepjes van drie leerlingen. Per groepje is er één telefoon aanwezig voor de volgende vragen.

Noteer eerst in je schrift wat je nog weet van vorig jaar over elektrische stroom.
timer
2:00000

Slide 5 - Tekstslide

timer
1:00
Wat weet je nog. Noteer losse woorden

Slide 6 - Woordweb

Stroomkring
Om elektrische stroom te kunnen gebruiken moet je een gesloten stroomkring hebben.
De stroomkring bestaat uit een aantal onderdelen.
Minimaal uit: 
  • een spanningsbron (zorgt voor het bewegen van de elektronen)
  • een elektrisch apparaat (gebruikt de elektrische stroom)
  • twee stroomdraden

De onderdelen noemen we elektrische componenten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

C.v. installatie als model voor de stroomkring
-Spanningsbron; brander (geeft energie mee)
-Stroom; het water (transporteert energie)
-Schakelaar; radiator knop (onderbreekt de kring).
-Lampje; de radiator (hier wordt de energie afgegeven)

Slide 9 - Tekstslide

Het bouwen van een stroomkring

Slide 10 - Tekstslide

aansluiten stroommeter of ampère meter

Slide 11 - Tekstslide

Wat geeft de ampère meter aan?

Slide 12 - Tekstslide

Wat geeft de Ampère meter aan?

Slide 13 - Open vraag

Wat geeft de ampère meter nu aan?

Slide 14 - Tekstslide

Wat geeft de Ampère meter nu aan?

Slide 15 - Open vraag

Wat geeft de Ampère meter aan?

Slide 16 - Tekstslide

Wat geeft de Ampère meter aan?

Slide 17 - Open vraag

Wat geeft deze Ampère meter aan
A
2,5 A
B
0,25 A
C
0,025 A
D
Dat is niet met deze opstelling te zeggen

Slide 18 - Quizvraag

Geef nu antwoord in milli Ampère
0,025 A= ... mA
A
0,25mA
B
2,5 mA
C
25 mA
D
250 mA

Slide 19 - Quizvraag

Omrekenen
Net als bij de meter kun je omrekenen van kilo naar milli.
Het woord kilo betekent 1000 en het woord milli betekend 1/1000 deel.







Voorbeeld 1 omrekenen van 0,025 A naar milli ampère (mA)
Voorbeeld 2 omrekenen van 400 A naar kilo Ampère (kA)



kilo
hecto
deca
---
deci
centi
milli
0,025
0,25
2,5
25
0,4
4
40
400
<-- :10
x10 -->

Slide 20 - Tekstslide

Omrekenen oefenen met de vaardigheidstrainer
Ga naar de site van Malmberg (via magister) en doe de vaardigheidstrainer van paragraaf 2.1.


Slide 21 - Tekstslide

De grootheden met de eenheden
Stroomsterkte:
Symbool is de hoofdletter I (ie)
De eenheid is de Ampère met de afkorting A
De stroomsterkte geeft aan hoeveel stroomdeeltjes er per seconde door de stroomdraad gaan.

Spanning:
Symbool is de hoofdletter U
De eenheid is de Volt met de afkorting V
De spanning geeft de snelheid van de stroomdeeltjes weer

Slide 22 - Tekstslide

De stroomsterkte in een serieschakeling
.
Er wordt geen stroom verbruikt door de lampjes.
De stroomsterkte is overal gelijk

Slide 23 - Tekstslide

De stroomsterkte in een parallelschakeling
Itt = I1 + I2 + I3
Om de totale stroomsterkte te krijgen mag je de verschillende takken bij elkaar optellen.

Slide 24 - Tekstslide

Toepassingen
Toepassingen serie schakelingen; 
  • kerslampjes,
  • batterijen bij speelgoed, 
  • ampèremeter.


Toepassingen parallelschakelingen: 
  • lampen in het lokaal, 
  • stopcontacten, 
  • groepen in de meterkast.

Slide 25 - Tekstslide

Teken het bijbehorende schakelschema.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Noteer het meetbereik en de waarde.

Slide 28 - Tekstslide

Noteer je antwoord

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Noteer het goede antwoord

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Noteer het goede antwoord

Slide 33 - Open vraag

a Waar kun je de totale stroomsterkte meten ?

b Waar de stroomsterkte door lamp B ?

c Waar door C ?

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk
lezen paragraaf 4.1
Maken de vragen in het werkboek paragraaf 4.1
Opdracht 12 (laten zien als je deze af hebt)

Slide 35 - Tekstslide