Ziekteverloop

Ziekteverloop
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Ziekteverloop

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 ziektebeelden waarbij revalidatie noodzakelijk is

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij deze 3 ziektebeelden aan welke doelen de revalidatie heeft.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Marie wordt onwel en krijgt een herseninfarct. Wat voor ziekteverloop is dit?
A
acuut
B
chronisch

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een HPV-infectie verloopt vaak subklinisch. Wat betekent dat?
A
Dat het meestal veel klachten veroorzaakt
B
Dat de klachten bij een één heftiger zijn dan bij de ander.
C
Dat de klachten elkaar versterken
D
Dat het nauwelijks klachten veroorzaakt

Slide 5 - Quizvraag

IgA wordt vooral gevonden in de maag, darmen, speeksel en moedermelk.
IgM is bij een infectie vaak het eerst geproduceerde antistof dat later wordt 'afgelost' door IgG. 
IgG wordt aangemaakt bij grotere hoeveelheden of bij een tweede contact met het antigeen. IgG kan door de placenta van de zwangere vrouw bij het ongeboren kind terecht komen en zorgt in de eerste zes maanden voor de afweer van de baby.
IgE 
Subklinische infectie betekent?
A
De zorgvrager is heel erg ziek
B
De zorgvrager heeft wat vage klachten en is wat moe
C
De arts kan alleen de infectie vaststellen
D
De ziekte is chronisch

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het verschijnsel waarbij je vage lichamelijk klachten hebt die duiden op de voortekenen van de aanwezigheid van een ziekte
A
Acute klachten
B
Chronische klachten
C
Complicaties
D
Prodromen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is incidentie?
A
Overledenen in een bepaalde periode
B
Nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode
C
Nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode
D
Aantal incidentele ziektes per jaar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'De prevalentie van Diabetes is erg hoog in Nederland '
Wat betekent het woord prevalentie?
A
Het aantal overledenen in Nederland door diabetes
B
Het aantal mensen die zijn hersteld van diabetes
C
Het aantal mensen die lijden aan diabetes
D
Het aantal mensen die willen herstellen van diabetes

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is prevalentie?
A
Totaal aantal preventiemaatregelen op een bepaald moment
B
Totaal aantal overleden personen op een bepaald moment.
C
Gezondheidsindicator die de kwaliteit van leven in brede zin weergeeft.
D
Totaal aantal personen of bestaande ziektegevallen op een bepaald moment.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De prevalentie van urine- incontinentie ligt bij vrouwen hoger dan bij mannen. 
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende ziekten heeft een progressief ziekteverloop?
A
Afasie
B
Multiple sclerose (MS)
C
Halfzijdige verlammingen
D
Astma

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van Co-morbiditeit?
A
Is het bestaan van één of meer (chronische) aandoeningen naast de zogenoemde hoofddiagnose
B
Het optreden van meer dan één ziekte bij één zorgvrager in een bepaalde periode
C
Wetenschap die het verouderingsproces van de mens bestudeert.
D
Medisch specialisme dat zich bezighoudt met kwetsbaarheid en pathologie ten gevolge van ouderdom.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan of het hier om primaire, secundaire of tertiaire preventie gaat:
Een pasgeborene krijgt een hielprik.
A
Primaire preventie
B
Secundaire preventie
C
Tertiaire preventie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan of het hier om primaire, secundaire of tertiaire preventie gaat:
Een kind van 4 jaar krijgt een vaccinatie uit het vaccinatieprogramma, bijvoorbeeld tegen, bof, mazelen en rodehond (BMR) en meningokokken C

A
Primaire preventie
B
Secundaire preventie
C
Tertiaire preventie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan of het hier om primaire, secundaire of tertiaire preventie gaat:
Er wordt een voorlichtingscampagne gestart tegen roken.

A
Primaire preventie
B
Secundaire preventie
C
Tertiaire preventie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan of het hier om primaire, secundaire of tertiaire preventie gaat:
Een vrouw van 50 jaar wordt opgeroepen voor het bevolkingsonderzoek borstkanker.

A
Primaire preventie
B
Secundaire preventie
C
Tertiaire preventie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan of het hier om primaire, secundaire of tertiaire preventie gaat:
Ouderen worden opgeroepen voor een corona vaccinatie.

A
Primaire preventie
B
Secundaire preventie
C
Tertiaire preventie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan of het hier om primaire, secundaire of tertiaire preventie gaat:
dhr. Suiker heeft diabetes type II. Hij krijgt informatie over het aanpassen van zijn leefstijl om complicaties van zijn diabetes te voorkomen.

A
Primaire preventie
B
Secundaire preventie
C
Tertiaire preventie

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ziekteverloop bij een chronisch zorgvrager, wat is de juiste volgorde
A) behandelfase,
B) prodromale fase,
C) diagnostische fase,
D) chronische fase.

A
C-D-B-A
B
A-B-C-D
C
B-C-A-D
D
D-C-B-A

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twan is vijf jaar en heeft 6 weken geleden een keelontsteking gehad. De infectie was na een week verdwenen. Nu heeft hij weer keelpijn en blijkt hij opnieuw een keelontsteking te hebben.

Hoe noem je het opnieuw optreden van de keelontsteking?
A
Foudroyant verlopende keelontsteking
B
Chronische keelontsteking
C
Terminale keelontsteking
D
Recidiverende keelontsteking

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een complicatie van verslikken?
A
Slijmproductie
B
ontstoken tong
C
longontsteking
D
verschuiving longvliezen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een complicatie van obstipatie?
A
Diarree
B
Aambeien
C
Soepele stoelgang
D
Veel honger

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een complicatie bij braken?
A
oedeem
B
benauwdheid
C
uitdroging
D
maagbloedingen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een complicatie?
A
Aandoening die optreedt bij ziekte
B
bijkomend probleem dat de oorspronkelijke aandoening erger maakt.
C
gecompliceerd ziekteprobleem
D
samengaan van verschillende ziekten

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een patient heeft de ziekte van Crohn. Deze ziekte gaat gepaard met rustige periodes en met verergering van de ziekte. Hoe noem je een verergering van de ziekte in dit geval?
A
prodroom
B
symptomatisch
C
palliatief
D
exacerbatie

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies