Dans ma chambre il y a...
Travaillez à deux.
Exercice:
Persoon A vraagt: Tu as un ordinateur gris dans ta chambre? (iets van zijn lijstje)
Persoon B kijkt op zijn lijstje en kijkt of hij dit ook heeft.
Als dit zo is zegt hij oui, j'ai un ordinateur gris dans ma chambre.
Als dit niet zo is zegt hij je n'ai pas.
Jullie geven op jullie lijstje met een teken aan als jullie hetzelfde hebben.
Jullie zeggen om de beurt iets van je lijstje. (wat al genoemd is door de ander hoef je niet nog een keer te vragen)
Je speelt door totdat jullie allebei alles hebben genoemd wat op je lijstje staat.