Herhalen spelling - les 1

Herhalen spelling
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalen spelling

Slide 1 - Tekstslide

Met welke woorden verwijs je bij de- en het-woorden? Geef duidelijk aan welke woorden je bij de-woorden gebruikt en welke bij het-woorden.

Slide 2 - Open vraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Karima verlangt naar de vakantie, want ... gaat ze in Marokko doorbrengen.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 3 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

In dit oude huis wil ik best wonen, maar ... moderne huis daar vind ik niet mooi.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 4 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

De coach ... onze club kampioen had gemaakt, ging bij ons op de schouders.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 5 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Weet jij waarom dit tijdschrift, ... al jaren niet bestaat, niet meer zal verschijnen?
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 6 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Voor de Olympische Spelen bouwde China een mooi stadion, ... was prachtig verlicht.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 7 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Joshua kent natuurlijk al die oude modellen van Harley Davidson, maar ... nieuwe model heeft hij nog nooit gezien.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 8 - Quizvraag

Voltooid deelwoord

Slide 9 - Tekstslide

Wat doe je om te achterhalen of je een voltooid deelwoord
met een -t of een -d moet schrijven?

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

Na de hardlooptraining heb ik mij meteen ... (douchen).

Slide 11 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

Hylke heeft zijn teen onhandig tegen de tafelpoot ... (stoten).

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

Elze heeft de klemmende deur ... (bijschaven).

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

Naomi heeft lang ... (twijfelen) over haar profielkeuze.

Slide 14 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

De bakkerij wordt ... (uitbreiden) met een gezellige koffiehoek.

Slide 15 - Open vraag

De verleden tijd van ...
... zwakke werkwoorden
&
... sterke werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat zwakke en sterke werkwoorden zijn.

Slide 17 - Open vraag

Zwakke werkwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit hoe de regel van 't ex-kofschip/'t ex-fokschaap werkt.

Slide 19 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De snoepjes ... (kleven) aan mijn kiezen.

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Tijdens de aardrijkskundeles ... (dromen) Cindy over de vakantie.

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Dit T-shirt ... (kosten) maar een tientje in de uitverkoop.

Slide 22 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De mensen in de wachtkamer ... (doden) de tijd met een spelletje.

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Roy ... (verbazen) zich over de uitslag van Sparta-Vitesse.

Slide 24 - Open vraag

Sterke werkwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Veel sterke werkwoorden eindigen op -en, maar wat doe je als een sterk werkwoord op een -d of een -t eindigt?

Slide 26 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Vanmorgen ... (worden) bij ons een pakketje voor de buren bezorgd.

Slide 27 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Twee enthousiaste gidsen ... (laten) ons Kopenhagen zien.

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De verslaggever ... (beschrijven) de situatie na de overstroming.

Slide 29 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Mijn ouders ... (rijden) zo snel mogelijk naar huis.

Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Gisteren ... (mogen) Gino en Kaya de pony's kammen.

Slide 31 - Open vraag

Alles door elkaar

Slide 32 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De overtoch naar Ameland ... (kosten) 15 euro.

Slide 33 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Omar en Bas ... (genieten) van de vakantie in Denemarken.

Slide 34 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

... (hebben) jij de vliegtickets gisteren al ... (bestellen)?

Slide 35 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De groep toeristen ... (worden) ... (verrassen) door het onweer.

Slide 36 - Open vraag

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Volgens mij ... (geloven) de douanier ons niet.

Slide 37 - Open vraag