Groeps quiz verzekeren en wonen

Groepsquiz Verzekeren en Wonen


Spelen met 3 teams

Vraag als eerste goed dan blijf je staan

De volgende 2 komen erbij

Winnaar de groep met meeste goede antwoorden

1 scheidsrechter die toeziet en een teller 

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Groepsquiz Verzekeren en Wonen


Spelen met 3 teams

Vraag als eerste goed dan blijf je staan

De volgende 2 komen erbij

Winnaar de groep met meeste goede antwoorden

1 scheidsrechter die toeziet en een teller 

Slide 1 - Tekstslide

Een huis mag je kopen zonder makelaar?
A
Ja dit mag
B
Nee dit mag niet

Slide 2 - Quizvraag

Woningen met een lage huur, noem je
A
Vrije sector woningen
B
Lage huur woningen
C
Sociale huurwoningen
D
B- woningen

Slide 3 - Quizvraag

De overdrachtsbelasting bij koopwoningen bedraagt hoeveel procent?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 4 - Quizvraag

Een ander woord voor definitieve koopovereenkomst is?
A
kadaster
B
financiering
C
transportakte
D
kadastrale akte

Slide 5 - Quizvraag

Bij een onderpand op een lening mag de bank je woning verkopen, als je niet aan de verplichtingen voldoet?
A
Niet waar
B
Waar

Slide 6 - Quizvraag

Als je woning "onder water staat" dan noemen we dat in de economie, er is sprake van...
A
De hypotheek is hoger dan de werkelijke waarde
B
De hypotheek is lager dan de werkelijke waarde
C
Er is sprake van een overstroming.. ;)

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke hypotheekvorm neemt het rentedeel maandelijks af en het aflossingsdeel toe?
A
Spaarhypotheek
B
Annuïteitenhypotheek
C
Lineaire hypotheek

Slide 8 - Quizvraag

De premie van een verzekering wordt uitgedrukt in..
A
procenten
B
promillage

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voordeel van een eigen risico bij een verzekering?
A
Je krijgt een extra bedrag terug
B
Je betaalt een lagere premie
C
Je krijgt meer van je schade uitgekeerd

Slide 10 - Quizvraag

Welke verzekering hoeft een huurder niet af te sluiten?
A
Inboedelverzekering
B
Aansprakelijkheidsverzekering
C
Opstalverzekering

Slide 11 - Quizvraag

Wie bepaalt bij een grote schade de werkelijke waarde of getaxeerde waarde van je spullen
A
Makelaar
B
Notaris
C
Expert

Slide 12 - Quizvraag

Een WA verzekering voor de auto is verplicht?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Wat staat er niet in een huurovereenkomst?
A
De rechten en plichten van de huurder
B
De rente
C
De einddatum
D
De huurprijs

Slide 14 - Quizvraag

Wie regelt de overdracht van de woning
A
De bank
B
De koper en verkoper samen
C
De makelaar
D
De notaris

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent v.o.n.?
A
Verklaring over nieuwwaarde
B
Verklaring onbehoorlijk niveau
C
Vrij op naam
D
Vrije overdracht nieuwbouw

Slide 16 - Quizvraag

Wat hoeft de verhuurder niet te doen?
A
Zorgen dat de woning in een goede staat verkeerd
B
De woning verzekerd is
C
De binnenmuren sauzen

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke rentevorm kan de rente veranderen?
A
Vaste rente
B
Variabele rente

Slide 18 - Quizvraag

De huur kan opgezegd worden bij overlijden van de verhuurder?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Hoe bereken je de onderverzekeringsbreuk?
A
Verzekerd bedrag : werkelijke waarde x schade
B
Werkelijke waarde : verzekerd bedrag x schade

Slide 20 - Quizvraag

Hoe wordt de premie van een WA verzekering niet bepaald?
A
Op basis van het aantal gereden kilometers
B
Op basis van schadevrije jaren
C
Op basis van de regio van de bestuurder
D
Op basis van het geslacht

Slide 21 - Quizvraag

De periode tussen het opzeggen van de overeenkomst en het einde van de overeenkomst noem je..
A
Eindtermijn
B
Opzegtermijn
C
Afloopperiode

Slide 22 - Quizvraag

Bij een oververzekering krijg je meer betaald dan de daadwerkelijke schade?
A
Niet waar
B
Waar

Slide 23 - Quizvraag

Het register waar alle onroerende zaken worden ingeschreven heet..
A
het transportregister
B
het kadaster
C
het hypothekenregister

Slide 24 - Quizvraag

Wie betaalt de premie?
A
De verzekeraar
B
De verzekerde

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet de belasting die huiseigenaren betalen aan de gemeente
A
Eigendomsbelasting
B
Onroerende zaak belasting
C
Vermogensbelasting
D
Inkomensbelasting

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de maximumprijs voor sociale huurwoningen in 2019?
A
€ 700,42
B
€ 720,42
C
€ 740,42
D
€ 760,42

Slide 27 - Quizvraag

Wat klopt niet...
A
Huiseigenaren lopen risico op waardedaling
B
Huiseigenaren lopen risico op een rentestijging
C
Huiseigenaren kunnen een huurtoeslag krijgen
D
Huiseigenaren kunnen profiteren van een waardestijging

Slide 28 - Quizvraag

Laatste vraag... hoeveel woningen telt Nederland ongeveer?
A
5.7 miljoen
B
6.7 miljoen
C
7.7 miljoen
D
8.7 miljoen

Slide 29 - Quizvraag

The winner is...
gebruik de tijd om nog te leren!

Slide 30 - Tekstslide