In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
2.4. Geld telt (B)
Slide 1 - Tekstslide
Gatentekst
Mensen willen graag geld verdienen, ervaring opdoen, nuttig bezig zijn en contacten met anderen opdoen. Mensen hebben dus verschillende redenen om te werken. Dat worden 1) _______genoemd. Om werknemers te beschermen, is er de2) _______. Hierin staan regels waaraan werkgevers en werknemers zich moeten houden om de werkomstandigheden veilig en gezond te houden. 3) _______ en de werktijden een belangrijke rol bij de keuze voor een baan. Een 4) _______bestaat uit 36 of meer uren per week. Een 5) _______ is een baan van minder dan 36 uren per week. Voor iedere persoon met een voltijdbaan kunnen er ook twee personen met een deeltijdbaan werken. Sommige mensen werken voor een 6) _______ als 7) _______.
Vul in in de tekst!
Arbowet
Uitzendbureau
Parttime-baan
Arbeids- omstandigheden
Fulltimebaan
Flexwerker
Arbeidsmotieven
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik
Slide 3 - Tekstslide
SLEEPVRAAG
Studiefinanciering
Huurtoeslag
Kinderbijslag
Zorgtoeslag
Bijstand
Sociaal minimum
Een bijdrage van de overheid in de kosten voor de opvoeding van kinderen tot 18 jaar
Een uitkering voor scholieren en studenten vanaf achttien jaar.
Een bijdrage van de overheid in de huurkosten
Een bijdrage van de overheid om de premie van de zorgverzekering tegen ziektekosten te betalen.
Een uitkering van de overheid voor als je niet genoeg geld hebt om van te leven.
Slide 4 - Sleepvraag
2.4. Geld telt (B)
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
de verschillende functies van geld uitleggen.
uitleggen wat de begrippen ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel betekenen.
Wat gaan we leren?
Slide 7 - Tekstslide
Functies van geld
Slide 8 - Tekstslide
Sanne en de klant gebruiken geld als ruilmiddel, want Sanne ontvangt geld in ruil voor het brood.
Zelf krijgt ze geld (loon) in ruil voor haar arbeid. Ook op deze manier heeft geld de functie van ruilmiddel.
Geld als ruilmiddel
Slide 9 - Tekstslide
Sanne is op zoek naar een jas. Ze heeft verschillende jassen gepast en vergeleken. De jas kost 195 euro. Ze moet kijken of ze genoeg geld op haar rekening heeft staan. Zo weet ze hoeveel geld ze kan uitgeven
Op deze manier gebruikt ze geld als rekenmiddel.
Geld als rekenmiddel
Slide 10 - Tekstslide
Sanne ontvangt haar loon per maand. Ze spaart daarvan iedere maand € 50. Ze haalt dit van haar bankrekening af en zet het op haar spaarrekening
Ze gebruikt geld als spaarmiddel.
Geld als spaarmiddel
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Contant geld
Je bankpas
Een creditcard
Je telefoon
Achteraf betalen
Hoe kan je betalen?
Slide 13 - Tekstslide
VRAGEN?
Slide 14 - Tekstslide
RUILMIDDEL, SPAARMIDDEL OF REKENMIDDEL?
Je koopt een brood bij de bakker voor 2 euro.
Je spaart elke maand 20 euro om een nieuwe telefoon te kopen.
Je vergelijkt de prijs van twee verschillende fietsen. De ene kost 200 euro, de andere 250 euro.
Je geeft je vriend 5 euro zodat hij iets voor je kan kopen in de winkel.
Je zet elke maand 10 euro op je spaarrekening voor later.
Je ziet dat een T-shirt in de winkel 15 euro kost, en je vergelijkt dit met een T-shirt online voor 12 euro.
Je krijgt 50 euro van je oma voor je verjaardag en stopt het in je spaarpot.
Je koopt een ijsje voor 1,50 euro in het park.
Je rekent uit hoeveel geld je nodig hebt voor een dagje naar de Efteling. Het ticket kost 40 euro en je wil nog 10 euro voor eten meenemen.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 1 t/m 28 van hoofdstuk 2.4 geld telt op bladzijde 46 t/m 48.