Thema 1, deel 3: Energiestromen en kringlopen in ecosystemen

Energiestromen en kringlopen in ecosystemen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Energiestromen en kringlopen in ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

3. Energiestromen en kringlopen
3.1 Voedselkringloop
3.2 Energiestromen door een ecosysteem
3.3 Materiekringlopen:
  • De watercyclus
  • De koolstofcyclus
  • De stikstofcyclus

Slide 2 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Ecosysteem = geheel van relaties binnen een levensgemeenschap. Dit zowel tussen de organismen en de abiotische factoren als tussen de organismen onderling. 

Voorbeeld van een relatie: voedselrelatie

Slide 3 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop

Voedselketen = keten van organismen waarbij elk organisme een voedselbron is voor het volgende organisme



                                 "Ik word gegeten door"

Slide 4 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Voedselweb  = geeft de verschillende voedselbronnen van meerdere organismen in een ecosysteem weer. 

Slide 5 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Trofisch niveau = plaats van een organisme in de voedselketen

  • Autotrofe organismen: de producenten 

  • Heterotrofe organismen: de consumenten

Slide 6 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Autotrofe organismen =  de producenten 
vb: planten, algen, sommige bacteriën

  • Doel: leveren van voedingsstoffen waar de hele levensgemeenschap van leeft. 
  • Hoe: door middel van fotosynthese

Slide 7 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Heterotrofe organismen =  de consumenten 

  • Consument v/d 1e orde: eten producenten
  • Consument v/d 2e orde: eten consumenten v/d 1e orde
  • Consument v/d 3e orde: eten consumenten v/d 2e orde
  • ...

Slide 8 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Heterotrofe organismen =  de consumenten 

  • Herbivoren = consumeren ...
  • Bacteriovoren = consumeren ...
  • Carnivoren = consumeren ...
  • Omnivoren = consumeren ....
  • Detrivoor = leeft van ....
  • Reducenten = ....

Slide 9 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Heterotrofe organismen =  de consumenten 

  • Herbivoren = consumeren planten
  • Bacteriovoren = consumeren bacteriën
  • Carnivoren = consumeren vlees
  • Omnivoren = consumeren planten en vlees
  • Detrivoor = leeft van dood organisch materiaal
  • Reducenten = bacteriën en schimmels: mineralisatie

Slide 10 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Mineralisatie = laatste resten organisch materiaal van elk trofisch niveau omzetten in mineralen. Deze mineralen zijn dan opnieuw beschikbaar voor de producenten. 

Dankzij mineralisatie sluit de voedselketen: VOEDSELKRINGLOOP

Slide 11 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Voedselkringloop

Slide 12 - Tekstslide

3.1 Voedselkringloop
Kwalitatieve voorstellingen
  • Voedselketen
  • Voedselweb
  • Voedselkringloop

Kwantitatieve voorstelling
  • Ecologische voedselpiramide

Slide 13 - Tekstslide

3.2 Energiestroom door een ecosysteem
Energie is nodig zodat organismen kunnen overleven. 

Zon = bron van alle energie in een ecosysteem. Producenten zetten stralingsenergie (van zon) om in chemische energie. 

Bij overgang van ene trofische niveau naar andere: energieverlies

Slide 14 - Tekstslide

3.2 Energiestroom door een ecosysteem

Slide 15 - Tekstslide

3.2 Energiestroom door een ecosysteem
Biomassaverlies:
  • Producenten sterven zonder te worden gegeten
  • Producenten worden gedeeltelijk opgegeten
  • Producenten worden opgegeten: deel verlaat lichaam onverteerd (zaden)

Slide 16 - Tekstslide

3.2 Energiestroom door een ecosysteem

Slide 17 - Tekstslide

3.3 Materiekringlopen
Stoffen die circuleren binnen het ecosysteem

  • De watercyclus
  • De koolstofcyclus
  • De Stikstofcyclus 

Slide 18 - Tekstslide

3.3 De watercyclus of waterkringloop
= alle processen waarbij water door het systeem Aarde circuleert
  • Voortdurende beweging van water in en tussen de hydrosfeer (= water op, onder en boven het oppervlak:  oceanen, zeeën, rivieren, sneeuw, grondwater) , atmosfeer (=dampkring) en lithosfeer (=steenschaal, het buitenste gedeelte van de vaste Aarde)  

Slide 19 - Tekstslide

3.3 De watercyclus of waterkringloop

Slide 20 - Tekstslide

3.3 De watercyclus of waterkringloop
Korte waterkringloop:

Water in oceanen en zeeën verdampt --> waterdamp stijgt --> condenseert tot waterdruppels of desublimeert tot ijskristallen --> wolken --> bewegen door atmosfeer --> neerslag, regen, hagel of sneeuw --> oceanen en zeeën

Slide 21 - Tekstslide

3.3 De watercyclus of waterkringloop
Lange waterkringloop:

  • Oppervlaktewater = via rivieren en beken
  • Bodemwater = water in de bovenste laag bodem
  • Grondwater = water dat dieper in bodem dringt
  • Verdamping of evaporatie = van oppervlaktewater
  • Transpiratie = waterdamp via huidmondjes in bladeren

Slide 22 - Tekstslide

3.3 De koolstofcyclus
of koolstofkringloop

Slide 23 - Tekstslide

3.3 De koolstofcyclus of koolstofkringloop
Autotroof = maken zelf voedsel aan

  • Foto-autotroof: zon is energiebron                                                       --> Fotosynthese: CO2 + H2O -> O2 + glucose (Planten)

  • Chemo-autotroof: energie uit chemische bronnen (bacteriën)

Slide 24 - Tekstslide

3.3 De koolstofcyclus of koolstofkringloop
Korte koolstofkringloop = koolstof dat in maximaal enkele honderden jaren rondgaat in de biosfeer

Slide 25 - Tekstslide

3.3 De koolstofcyclus of koolstofkringloop
Lange koolstofkringloop = koolstof dat in duizenden tot miljoenen jaren rondgaat in de biosfeer


Vb: aardolie:

Slide 26 - Tekstslide

3.3 De stikstofcyclus

Slide 27 - Tekstslide

3.3 De stikstofcyclus

  • Onmisbaar in het leven: vorming eiwitten en DNA
  • Atmosfeer: 79% uit stikstofgas of N2
  • N2 kan niet rechtstreeks worden opgenomen --> N2 omzetten naar amonium  (NH4+)

Slide 28 - Tekstslide

3.3 De stikstofcyclus
  • Stikstoffixatie = omzetting N2 uit lucht naar stikstofverbindingen in de bodem
  • Stikstofassimilatie = stikstofverbindingen in de bodem worden door producenten omgezet in biomassa
  • Ammonificatie = rottingsbacteriën zetten stikstofverbindingen uit organisch afval om in amoniak 

Slide 29 - Tekstslide

3.3 De stikstofcyclus

  • Nitrificatie = ammoniak en ammoniumionen oxideren tot nitraationen

  • Denitrificatie = in een zuurstofarme bodem

Slide 30 - Tekstslide

4. Het belang van ecosystemen voor de mens
  • Bepaalde processen in ecosystemen zijn noodzakelijk voor voortbestaan mens 

  • Ecosysteemdiensten = alle voordelen zichtbaar maken die de natuur levert aan de mens

Slide 31 - Tekstslide

4. Ecosysteemdiensten: 4 soorten
  • Producerende: voedsel, drinkbaar water, zuurstofgas, grondstoffen en energie = ons leven mogelijk maken
  • Culturele: rust, ontspanning en recreatie
  • Regulerende: stranden, duinen, bestuiving door diersoorten = beschermen tegen natuurlijke bedreigingen
  • Ondersteunende: energiestroom, voedsel- en materiekringloop

Slide 32 - Tekstslide

4. Ecosysteemdiensten: 4 soorten

Slide 33 - Tekstslide

5. De invloed van de mens op ecosystemen
Negatief:
  • Klimaatverandering: bosbranden, pakijs polen smelt
  • Ontbossing --> minder hectare bos

Positief:
  • Ecoduct: verbinding tussen habitatten
  • Natuurreservaten: behoud natuur

Slide 34 - Tekstslide

Ecoduct

Slide 35 - Tekstslide

Natuurreservaat de Westhoek

Slide 36 - Tekstslide