Sporten herhaling basisstof 1 t/m 4

Sporten
Thema 4
Herhaling basisstof 1 t/m 4
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Sporten
Thema 4
Herhaling basisstof 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

In deze les
Gaan we basisstof 1 t/m 4 herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel en ledematen en armen
B
romp, ledematen en armen en benen
C
schedel,romp, ledematen
D
schedel,romp,ledematen en armen en benen

Slide 3 - Quizvraag

Een ander woord voor skelet is....
A
Bottenstelsel
B
ledematen
C
spieren
D
kraakbeen

Slide 4 - Quizvraag

Je skelet
skelet = bottenstelsel

Je skelet bestaat uit botten (beenderen)

Je kan het skelet opdelen in schedel, romp en ledematen.

Slide 5 - Tekstslide

ROMP & LEDEMATEN

Slide 6 - Tekstslide

Wat beschermt je hersenen?
A
Ribben
B
Schedel
C
Wervelkolom
D
Nek

Slide 7 - Quizvraag

onderkaak behoort tot:
A
schedel
B
bekken
C
schouder
D
borstkas

Slide 8 - Quizvraag

De schedel

Slide 9 - Tekstslide

Hoe heet bot nr 14?
A
Rib
B
Sleutelbeen
C
Wervel
D
Borstbeen

Slide 10 - Quizvraag

Welk onderdeel hoort niet bij de romp?
A
Ribben
B
Onderkaak
C
Sleutelbeen
D
Borstbeen

Slide 11 - Quizvraag

De romp
  • Borstbeen
  • Ribben
  • Wervelkolom
  • Sleutelbeen
  • Schouderblad

Slide 12 - Tekstslide


Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen

Slide 13 - Quizvraag

wervelkolom

Slide 14 - Tekstslide


Hoe heet het groen gekleurde bot?
A
Heiligbeen
B
Staartbeen
C
Heupbeen
D
Bekken

Slide 15 - Quizvraag

Je ledematen

Slide 16 - Tekstslide

Aan welke kant zit het spaakbeen in je onderarm?
A
Aan de kant van de duim
B
Aan de kant van de pink

Slide 17 - Quizvraag

ledematen

Slide 18 - Tekstslide

Rontgenfoto 

Een rontgenfoto wordt gemaakt door rontgenstraling 
door een lichaamsdeel van een patient te stralen. 
De beenderen absorberen deze straling, de rest van de 
straling wordt doorgelaten en zorgen voor een schaduw. 

Hierna wordt de foto in negatief gezet (zwart wordt wit
en wit wordt zwart), waardoor de beenderen wit 
afgebeeld worden
In 1894 nam Wilhelm 
Rontgen de eerste 
rontgenfoto van de 
hand van zijn vrouw. 
Tegenwoordig maken 
we nog steeds gebruik 
van deze techniek om 
naar beenderen te kijken. 

Slide 19 - Tekstslide

Beencellen, kalk en lijmstof

Slide 20 - Tekstslide

Kraakbeenweefsel
Tussencelstof: veel lijmstof, weinig kalk
Beenweefsel
Tussencelstof: veel kalk, weinig lijmstof

Slide 21 - Tekstslide

Welke beenverbinding zie je hier?
A
Vergroeiing
B
Gewrichtsverbinding
C
Naadverbinding
D
Kraakbeenverbinding

Slide 22 - Quizvraag

Bij welk type beenverbinding is geen beweging mogelijk?
A
Gewricht
B
Kraakbeenverbinding
C
Vergroeid

Slide 23 - Quizvraag

Beenverbindingen

Slide 24 - Tekstslide


Welk soort
gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 25 - Quizvraag

kogelgewricht

Slide 26 - Tekstslide

rolgewricht

Slide 27 - Tekstslide

scharniergewricht

Slide 28 - Tekstslide

Gewrichtssmeer zorgt er voor dat het gewricht soepel kan bewegen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

kraakbeen zorgt ervoor dat
A
dat het gewricht kan bewegen
B
het bot niet slijt en het goed kan draaien

Slide 30 - Quizvraag

De bouw van een gewricht

Slide 31 - Tekstslide

     spieren

Slide 32 - Tekstslide

Zet de onderdelen van klein naar groot
spiercel
spier
spiervezel
spierbundel

Slide 33 - Sleepvraag

opbouw van spieren

Slide 34 - Tekstslide

Wat zijn antagonisten
A
Spieren met een zelfde werking
B
Spieren met een tegenovergestelde werking

Slide 35 - Quizvraag

Antagonistische spieren

Slide 36 - Tekstslide


A
biceps
B
triceps
C
antagonistisch paar

Slide 37 - Quizvraag

Biceps
Triceps

Slide 38 - Sleepvraag

Wat gebeurt er als jij je arm buigt?
A
De biceps worden langer
B
De biceps worden zachter
C
Je biceps worden harder
D
Je biceps worden korter

Slide 39 - Quizvraag

Antagonistische spieren

Slide 40 - Tekstslide

EINDE HERHALING
ZORG ER VOOR DAT JE BIJ BLIJFT MET HET HUISWERK;
4.1 t/m 4.4 af? Dan ben je b(l)ij!

Slide 41 - Tekstslide