Oefentoets marktvormen

Oefentoets marktvormen
Vandaag maken we een oefentoets over de marktvormen.
Dit is als voorbereiding op jullie examen.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets marktvormen
Vandaag maken we een oefentoets over de marktvormen.
Dit is als voorbereiding op jullie examen.

Slide 1 - Tekstslide

Leren toets:
Schrijf voor elke marktvorm op welke kenmerken hij heeft.
Schrijft bij de marktvormen op hoe je de maximale winst berekend.
Denk er aan bij monopolie niet te vroeg links af te slaan!

Slide 2 - Tekstslide

Wat komt er in deze oefen toets voor:
Hoofdstuk 1:
  • De marktstructuur
  • Info over de marktvormen

Hoofdstuk 2:
  • De marktvormen toepassen

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 1:
Concrete markt
Abstracte markt

Slide 4 - Sleepvraag

2. Sleep de goederen naar de juiste plek
Heterogene goederen

Homogene goederen
Elektriciteit
Frisdrank
Graan
Suiker
Auto
Geld
Melk

Slide 5 - Sleepvraag

Omschrijf duidelijk waarom iets homogeen of hertogen is.
Sommige producten kunnen met de juiste uitleg homogeen en hertogen zijn.

Slide 6 - Tekstslide

3. De afzet van een bedrijf wordt in euro’s uitgedrukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

4. Het begrip marktaandeel betekend:
A
Zijn afzet als percentage van het totale afzet.
B
Zijn omzet als percentage van het totale omzet.
C
Hoe hoger marktaandeel hoe MEER invloed op de prijs.
D
Hoe hoger marktaandeel hoe MINDER invloed op de prijs.

Slide 8 - Quizvraag

5. Gegeven zijn de volgende vraag en aanbodfunctie. Sleep op basis van deze vraag en aanbodfuncties de evenwichtsprijs (P) en evenwichtshoeveelheid (Q). Let op: je hoeft slechts 2 antwoorden te geven. 
Qv = -99P+6000         Qa = 71p-800
P
Q
28
30,59
1960
20
16
3960
2040
50
40

Slide 9 - Sleepvraag

6: Dit is GEEN kenmerk van een volkomen concurrentie:
A
Homogeen product
B
Lastige toetreding
C
Veel aanbieders
D
Transparante markt

Slide 10 - Quizvraag

Het is gemakkelijk toe te treden tot volkomen concurrentie daarom zijn er veel aanbieders. (Weinig vergunning, startkapitaal ect nodig)

Slide 11 - Tekstslide

7. Door middel van octrooien en patenten proberen bedrijven ervoor te zorgen dat ze alleenrecht houden
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 12 - Quizvraag

8. Deze marktvorm komt vooral voor bij de verkoop van homogene producten die gemakkelijk te verkopen zijn
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 13 - Quizvraag

9. Deze marktvorm kenmerkt zich door de hoge toetredingsdrempel, en door een beperkt aantal aanbieders
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 14 - Quizvraag

10. Binnen deze marktvorm is er een grote kans op kartelvorming
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 15 - Quizvraag

11. welke marktvorm?
A
Volledige mededinging
B
monopolistische concurrentie
C
oligopolie
D
monopolie

Slide 16 - Quizvraag

Dit herken je aan de blauwe lijn (MO LIJN) die 2x zo stijl loopt dan de GO lijn (bij monopolie gelijk aan de prijs)
Om meer te verkopen moet de prijs voor ALLE goederen omlaag.
MO daalt dus sneller dan de prijs.  Zie uitwerking hieronder.

1 stuk verkopen =     P= 20       TO= 20
2 stuks verkopen=   P= 19        TO= 38             MO= 18
3 stuks verkopen=   P= 18        TO= 54             MO= 16
4 stuks verkopen=   P= 17        TO= 68             MO= 14

Slide 17 - Tekstslide

12. De prijs is:
A
30
B
25
C
weet ik niet
D
50

Slide 18 - Quizvraag

MONOPOLIE niet te vroeg linksafslaan.  (Dus geen 30)

MO = MK bij een hoeveelheid van 25
De P/GO lijn is 50 bij een hoeveelheid van 25 

Slide 19 - Tekstslide

13.
De kosten per product
bij maximale winst zijn:
A
30
B
25
C
weet ik niet
D
50

Slide 20 - Quizvraag

14. De maximale winst
is:
A
125
B
500
C
625
D
1250

Slide 21 - Quizvraag

P= 50 
GTK= 25 

Winst per product is dus: 25.   
We verkopen 25 producten.

Totale winst =
25*25= 625

Slide 22 - Tekstslide

15:
Welke prijs komt hier tot stand?
A
70
B
80
C
90
D
100

Slide 23 - Quizvraag

16. Van welke marktvorm
spreken we hier?
A
Volledige mededinging
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 24 - Quizvraag

17: De prijs is hier €80.
Wat nog meer?
A
De marginale opbrengst (MO)
B
De gemiddeld totale kosten (GTK)
C
Gemiddeld variabele kosten (GVK)
D
De gemiddelde opbrengst (GO)

Slide 25 - Quizvraag

Dit herkennen we aan de vlakke MO / P lijn. 

Elk product levert €80,- op (P=80) elk product dat we extra verkopen levert €80,- op (MO=80)

Hoezo is dit zo bij volkomen concurrentie?
Veel aanbieders, homogeen product, lage toetredingsdrempel, transparante markt. Je hebt hierom geen invloed op de prijs en moet verkopen voor €80,-

Slide 26 - Tekstslide

18: Wanneer de producent streeft naar
maximale winst. Maakt hij bij een prijs
van €80,- winst?

A
Nee
B
Ja wat zijn GTK zijn hier €50,-
C
Ja want zijn GTK zijn hier €70,-
D
Ja want zijn GTK zijn hier €55,-

Slide 27 - Quizvraag

Ja, MO=MK bij een hoeveelheid van 40 stuks.
De prijs is hier 80 en de GTK zijn hier €55,-

Slide 28 - Tekstslide

19: Doordat er winst is treden er
meer aanbieders toe. De
aanbodlijn verschuift naar:
A
Evenredig naar links. De prijs stijgt.
B
Evenredig naar rechts. De prijs stijgt.
C
Evenredig naar links. De prijs daalt.
D
Evenredig naar rechts. De prijs daalt.

Slide 29 - Quizvraag

20: Bij de markt van volkomen-
concurrentie waar zou de prijs op langer
termijn eindigen?
A
Het middelde punt van zijn GVK=€45.-
B
De helft van zijn marginale kosten= €40.-
C
Het laagste punt van zijn GTK= €50.-

Slide 30 - Quizvraag

21. Wat past bij de marktvorm van monopolistische concurrentie:
A
Homogeen product
B
Hetrogeen product
C
Vaste prijs
D
Invloed op de prijs

Slide 31 - Quizvraag

22: Een monopolist kan door prijsdiscriminatie meer winst maken. Wat is hiervoor nodig?
A
Homogeen product
B
Geen onderlinge doorverkoop
C
Marktsegmenten
D
verschillende doelgroepen

Slide 32 - Quizvraag

23: Wat is de meest efficiënte marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 33 - Quizvraag

Waarom is volkomen concurrentie de meest efficiënte marktvorm?

Slide 34 - Tekstslide

Einde oefentoets.

Slide 35 - Tekstslide