Unit 4: lesson 3

Unit 4: Food
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 4: Food

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Lesson 1: reading
  • Samenwerken: Je kunt effectief communiceren
  • A2.2 - Je kunt specifieke informatie vinden en begrijpen in eenvoudig, alledaagse materiaal.
  • A2.2 - Je kunt eenvoudige advertenties met weinig afkortingen begrijpen.
  • A2.2 - Je kunt informatie vinden in lijsten, overzichten en formulieren.
Lesson 2: writing
  • Creatief denken - je kunt het product, het werkproces en de houding van jezelf en anderen beoordelen.
  • A2.1 - Je kunt een kort, eenvoudig bericht schrijven via post, e-mail of sociale media.
  • A2.2 - Je kunt eenvoudige notities en aantekeningen maken voor jezelf.
Lesson 3: listening and watching
  • Informatievaardigheden - je kunt informatie interpreteren, analyseren en samenvoegen.
  • A2.4 - Je kunt een korte uitleg begrijpen (luisteren).
  • A2.4 - Je kunt vertrouwde situaties eenvoudige feitelijke informatie begrijpen (luisteren).
  • A1.5 - Je kunt het onderwerp van korte filmpjes bepalen (kijken)

Lesson 4: speaking
A2.1 - Je kunt een voorkeur en mening uitdrukken over alledaagse onderwerpen. (gesprek)
A2.4 - Je kunt alledaagse goederen en diensten aanvragen en verschaffen (gesprek)
A2.4 - Je kunt dingen vragen eenvoudige transacties doen in openbare gelegenheden (gesprek.)
A2.4 - Je kunt eenvoudige aankopen doen door te zeggen wat je wil en de prijs te vragen (gesprek)
Grammar list
Imperative NEW!
Can + infinitive
Tags NEW!
Could / couldn't NEW!
much / many
present simple
present continuous
some / any NEW!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Homework check

  • Vocabulary 4.3

  • Grammar:
    - Present simple
    - present simple board game

Lesson goal
At the end of the lesson...

  • ... I can recognize different situations in which the simple present tense is used.
  • ... I can use the simple present tense in affirmative, negative and interrogative sentences.
What do you need?
- iPad
- workbook
- notebook
- pen

Slide 3 - Tekstslide

  • ... Kan in verschillede situaties herkennen waarin de present simple wordt gebruikt.
  • ... Kan ik de present simple in bevestigende, ontkennende en vraagzinnen gebruiken.
Vocabulary

Study vocabulary list 4.3 (page 175)

Which words do you find difficult?

  • Close your book and put it in the corner of your table

timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Which description fits the following verb the best?

(to) blend
A
to mix or combine things together
B
to seperate things from each other
C
to put things next to each other
D
to hide something very well

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which description fits the following word the best?

crisps
A
fried french fries
B
a very thin piece of fried potato

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Exercises 2 - 6
On pages 134 - 137
Listening
  • Do exercise 29

timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goodnight Mr. Tarantino check
Opdracht 30
  1. 2
  2. 5
  3. 1
  4. 4
Opdracht 31
  1. 62
  2. 14
  3. an idiot
  4. 3
  5. films
  6. 9 bedrooms - 5 bathrooms
  7. dining room
  8. boring
  9. third
  10. Ben's sister

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Listening
  • Do exercise 34

  • Watch the video, Friend Match (2x), and answer the questions
    - Do exercise 35, 36 & 37
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Friend Match check
Exercise 35 
  • The main theme of FriendMatch is finding new friends.

Exercise 36
  1. False
  2. True
  3. False
  4. True
  5. True
  6. False
  7. False
  8. False
Exercise 37
  1. She is sitting with her feet on the table.
  2. Alex needs them for new friends.
  3. An app for new friends.
  4. He uses more than thirty seconds to type a message.
  5. He sends two American flags and an emoji of a cowboy hat when Bella asks him where he's from.
  6. He puts the brownies on a piece of paper / a napkin.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies