Pv bevindingen

pv bevindingen
Q2
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

pv bevindingen
Q2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling redenen van wetenschap

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Een jongen luistert niet naar de verbalisant.
A
Ik hoorde dat de jongen schreeuwde. Ik zei tegen de jongen dat hij moest luisteren. Ik hoorde dat hij bleef schreeuwen en zag dat hij zijn vingers in zijn oren stopte.
B
Ik kon zien dat de jongen niet luisterde.
C
Ik merkte dat de jongen niet luisterde.
D
Ik zag en hoorde dat de jongen niet luisterde.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Een meisje zit verward op een bankje.
A
Ik zag dat een meisje op een bankje zat en merkte dat ze verward was.
B
Ik zag dat een meisje op een bankje zat en dat ze om zich heen keek. Ik hoorde dat ze binnensmonds vroeg waar ze was.
C
Ik zag dat een meisje op een bankje zat en dat ze verward was.
D
Ik kon zien dat een meisje op een bankje zat en dat ze verward was.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Je ziet op een bepaald moment dat een hond over het hek springt.
A
Omstreeks 10.25 uur zag ik dat er een hond over het hek sprong.
B
Ik zag dat omstreeks 10.25 uur een hond over het hek sprong.
C
Ik zag dat een hond omstreeks 10.25 over het hek sprong.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

pv bevindingen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pv bevindingen
  • Ga naar ItsLearning.
  • Open het document
    Reader_Pv_bevindingen_230725.pdf
  • Dit bestand heb je nodig voor de 
    volgende vragen.
  • De vragen gaan over pagina 3 t/m 16.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke drie doelen heeft een proces-verbaal?

Slide 8 - Open vraag

1. Waarheidsvinding.
2. Toezicht op de opsporing.
3. Naslag mogelijk maken.
Wat betekent het woord bevindingen?
Wat schrijf je in het pv bevindingen op?

Slide 9 - Open vraag

Blz. 4
Het woord ‘bevindingen’ betekent volgens het woordenboek ‘ervaringen’.
Je weet dan dus al dat het gaat om een proces-verbaal dat draait om de ervaringen
van de politieambtenaar. 
Dat betekent dat je opschrijft wat en hoe jij iets ervaren en waargenomen hebt. Je beschrijft ook wat je zelf gedaan hebt. Je geeft ook antwoord op de zeven gouden W's.
Wat zijn de zeven gouden W's?

Slide 10 - Woordweb

• Wie: Wie zijn er betrokken?
• Wat: Wat is er gebeurd?
• Waar: Waar is het gebeurd?
• Wanneer: Wanneer is het gebeurd?
• Waarmee: Welke voorwerpen of middelen spelen een rol?
• Welke wijze: Op welke wijze heeft het plaatsgevonden?
• Waarom: Waarom is het gebeurd?
In welke tijd schrijf je het pv bevindingen en waarom?

Slide 11 - Open vraag

In de verleden tijd, omdat je de bevindingen achteraf schrijft.

Je kunt een handeling alleen maar waarnemen op het moment dat die ook gebeurt. Achteraf kun je alleen nog het resultaat van die handeling waarnemen.
Mag je de waarnemingen van je collega's beschrijven? Waarom wel of niet?

Slide 12 - Open vraag

Je mag geen waarnemingen van collega's beschrijven. Jij kunt niet weten wat je collega heeft gezien of gehoord. Je verwoord duidelijk wie welke handelingen heeft gedaan en/of welke handelingen jullie samen hebben gedaan.
Pv bevindingen
  • Ga naar ItsLearning.
  • Open het document
    Vaste elementen PV bevindingen.pdf
  • Dit bestand heb je nodig voor de 
    volgende vraag.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vaste elementen komen terug in een pv bevindingen?

Slide 14 - Woordweb

Staande houden,
• aanhouden,
• cautie,
• salduz,
• fouilleren,
• in beslag nemen,
• transportboeien,
• aankomst politiebureau
• voorgeleiden.
Pv bevindingen - opbouw

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pv bevindingen
  • Een pv bevindingen moet chronologisch en logisch geformuleerd worden.
  • Chronologisch = naar tijdsvolgorde.
  • Logisch = volgens de logica; op juiste redenering berustend: een logische gevolgtrekking; dat is nogal logisch spreekt vanzelf.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies