5.3 Wat kost dat

5.3 Wat kost dat
les check
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

5.3 Wat kost dat
les check

Slide 1 - Tekstslide

De inkoopwaarde van de omzet hoort bij de bedrijfskosten
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van vaste kosten
A
Afschrijving van een machine
B
Meel bij een bakker
C
Een bestelauto bij de slager
D
Flesdopje bij Grolsch

Slide 3 - Quizvraag

Dit is voor de aanwezigheidscontrole. Geef je voor- en achternaam.

Slide 4 - Open vraag

Variabele kosten.
Variabel betekent hier dat het meebeweegt met de productieomvang.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

TK is de afkorting voor...
VK is de afkorting voor...
A
Totale kosten Vaste kosten
B
Totale kosten Variabele kosten

Slide 6 - Quizvraag

Aanschafwaarde - restwaarde
: aantal gebruiksjaren =
A
Aankoop duurzaam productiemiddel
B
Aanschrijving
C
Bepalen verkoopwaarde
D
Afschrijving

Slide 7 - Quizvraag

In een bloemenwinkel rekent met de voorraad bloemen meestal niet mee bij de liquiditeitsberekening. Waarom?
A
Het gaat om een klein bedrag
B
Voorraad tel je nooit mee bij deze berekening
C
De bloemen blijven niet lang genoeg vers
D
Het is niet bekend hoeveel het gaat opbrengen

Slide 8 - Quizvraag

Als een dure machine wordt gekocht maakt een onderneming een tijdje geen winst.
A
Juist, eerst moet de machine terugverdiend worden. Gedurende die tijd is er geen winst
B
Onjuist, want de kosten worden over de levensduur van de machine verdeeld en steeds deels van de winst afgetrokken. Dat heet afschrijving(skosten)
C
Juist, dit laat zien dat er geen verschil is tussen uitgaven en kosten.
D
Onjuist, energie- en personeelskosten verlagen de winst van de onderneming.

Slide 9 - Quizvraag

Totale variabele kosten + Totale constante kosten
= Totale kosten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

T.O. = T.K.
Totale opbrengst
Totale kosten
A
...dan is er sprake van netto winst
B
...dan is er sprake van geen winst
C
... dan is er sprake van bruto winst
D
...dan is er geen winst en ook geen verlies.

Slide 11 - Quizvraag