§6.4 Socialisten en feministen

De titel van dit hoofdstuk is 'socialisten en feministen'.

Schrijf enkele woorden/begrippen op die volgens jou in deze
paragraaf dik gedrukt staan:
timer
1:30
1 / 31
volgende
Slide 1: Open vraag
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De titel van dit hoofdstuk is 'socialisten en feministen'.

Schrijf enkele woorden/begrippen op die volgens jou in deze
paragraaf dik gedrukt staan:
timer
1:30

Slide 1 - Open vraag

Aan het eind:
1. Weet je welke rol het modern imperialisme in de wereld eind 19e eeuw heeft gespeeld; 
2. Kun je een omschrijving geven van de Sociale Kwestie;
3. weet je uit te leggen het verschil tussen het socialisme, het feminisme en het feminisme met bijbehorende kenmerken;
4.  begrijp je wat de Schoolstrijd eind 19e eeuw inhield;
In totaal kun je 14 punten verdienen!

Slide 2 - Tekstslide

Industrialisatie
Van welk land zie je hiernaast een animatie?

- Kolonies werden grondstofleveranciers en nieuwe afzetmarkten, en helpen dus mee in de economische ontwikkeling als gevolg van de indutrialisatie..

Gevolg: modern imperialisme (1870-1914)  West-Europese landen gaan in overzeese gebieden (vooral in Afrika en Azie) hun macht uitbreiden/ gebieden veroveren.

Slide 3 - Tekstslide


Klik op de afbeelding om in te zoomen. 
De bron gaat over een ‘onderlinge strijd’.

Welk historisch begrip wordt gebruikt voor deze ‘onderlinge strijd’? 

Slide 4 - Open vraag


Een belangrijk kenmerk van de industrialisatie was het modern imperialisme.

Wanneer was het modern imperialisme op z'n hoogtepunt?
A
Eind 18e eeuw
B
Eind 19e eeuw
C
Eind 20e eeuw
D
Eind 21 eeuw

Slide 5 - Quizvraag

Sociale kwestie
Gevolg van industrialisatie: sociaaleconomische veranderingen;

Groei van verstedelijking;
Verschil welvaart (fabrieksarbeiders -en bazen) wordt pijnlijk groot; 

Gevolg: vanaf 1870 de Sociale Kwestie als politiek onderwerp.

Slide 6 - Tekstslide

Socialisme en vakbonden.
Eerst worden arbeiders enorm uitgebuit. Zorg aan de armen was eerst alleen een liefdadigheid (via de kerk).
Maar dan gaan arbeiders met hetzelfde beroep vakbonden oprichten. Wat is het doel?
Betere arbeidsomstandigheden. Kun jij een voorbeeld opnoemen?
Gevolg: eennieuwe politieke stroming: Het socialisme.
Belangrijkste kenmerken: richt zich op verbetering van de sociaaleconomische positie van de arbeiders (meer gelijkheid). 
Eerste sociale wet: de Armenwet (1854), waarin staat dat de kerk de armenzorg blijft geven, maar de overheid kan ook bijspringen.
Kun jij een socialistische politieke partij benoemen? 
In volgende dia filmpje (2:30) kenmerken van het socialisme.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video


In 1996 wil een Kamerlid dat stakende arbeiders gewoon hun loon uitbetaald krijgen. Het Kamerlid vindt dat de regering daarvoor moet zorgen. Ook eist hij dat er meer sociale wetten komen. 
De eisen van dit Kamerlid passen bij de uitgangspunten van een groep.
 
Welke groep wordt bedoeld? 
A
femisten
B
liberalen
C
socialisten
D
confessionelen

Slide 9 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
De tekenaar wil met de spotprent een politieke boodschap duidelijk maken.
 
Bij welke politieke stroming past de boodschap: feminisme,
liberalisme of socialisme?
A
feminisme
B
liberalisme
C
socialisme
D
geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 10 - Quizvraag

De politieke stroming 'het socialisme' heeft onder andere als uitgangspunt betere werkomstandigheden.

Wat is een voorbeeld van betere werkomstandigheden?
A
Vast uurloon
B
Vaste werktijden
C
Een aantal vrije dagen in het jaar.
D
Alle antwoorden zijn voorbeelden van betere werkomstandigheden.

Slide 11 - Quizvraag

Sociaaldemocratie
In 1894 eerste socialistische partij, namelijk de SDAP onder leiding van Troelstra.
Doe eens een gokje: Waar staat de afkorting SDAP voor?
Belangrijke doel partij: algemeen mannenkiesrecht.
Welke kleur wordt het meest gebruikt in de drie onderste plaatjes? 
En welke conclusie kun je hieruit trekken?

Slide 12 - Tekstslide

Liefdadigheid
Ook de liberalen (o.l.v. Thorbecke) werden voorstander van sociale wetgeving, terwijl liberalen juist weinig overheidsbemoeienis willen.
Kun jij een voorbeeld van sociale wetgeving noemen?

In ieder geval, armenzorg geen liefdadigheid meer, maar een recht voor iedereen. 
Gevolg: de Armenwet
Voorheen armenzorg (vrijwillige liefdadigheid) vanuit de kerk.

Slide 13 - Tekstslide

Sociale wetgeving
Na de Armenwet werd de sociale wetgeving uitgebreid:
* Kinderwetje van Van Houten 1874 (geen kinderarbeid < 12 jaar)
* Ongevallenwet (ontvangst uitkering na ongeval in fabriek)
* Woningwet 1901 (woningen moeten aan bepaalde eisen voldoen, kun jij er een noemen?)
In volgende  dia wordt het kinderwetje van Van Houten in een fimpje (0:30) uitgelegd.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Het kinderwetje van Van Houten had niet op alle beroepssectoren invloed.

Het kinderwetje werd niet ingevoerd in de ....
A
industriesector
B
landbouwsector

Slide 16 - Quizvraag

Een zin uit het programma van een politieke partij (1894):

"Het is ons doel de Nederlandse arbeiders deel te laten nemen aan de
internationale strijd voor betere arbeidsomstandigheden."

Noem de naam van de politieke partij die deze zin in het partijprogramma had staan:

Slide 17 - Open vraag

In 1901 werd een nieuwe wet ingevoerd. Deze wet maakte het voor gemeentes mogelijk om slechte en vervallen huizen onbewoonbaar te verklaren.

Maak de zin af: 'De naam van deze wet is ook wel de ........'

Slide 18 - Open vraag

Een oude examenvraag: In de tweede helft van de negentiende eeuw waren er in Nederland veel krotwoningen. De Woningwet van 1901 moest daar een einde aan maken.
Hieronder staan drie ontwikkelingen die geleid hebben tot de Woningwet van 1901:

1. ontstaan van de sociale kwestie
2. opkomst van de industrie
3. snelle verstedelijking

Wat is de juiste volgorde van deze ontwikkelingen?
A
1 → 2 → 3 → Woningwet
B
1 → 3 → 2 → Woningwet
C
2 → 1 → 3 → Woningwet
D
2 → 3 → 1 → Woningwet

Slide 19 - Quizvraag


Een oude examenvraag: 
Zwollenaar Thorbecke was al vóór 1848 lid van de Tweede Kamer. Hij had
verschillende ideeën. Zo wilde hij de grondwet wijzigen, waardoor rijke
burgers meer invloed kregen op het bestuur van het land. Ook wilde hij dat er meer spoorlijnen kwamen om de infrastructuur te verbeteren.

Welke begrippen passen bij de ideeën van Zwollenaar Thorbecke? 
A
liberalisme + industrialisatie
B
liberalisme + pacificatie
C
socialisme + industrialisatie
D
socialisme + pacificatie

Slide 20 - Quizvraag

Vrouwen ondergeschikt
- Rond 1890: ontstond een beweging voor vrouwenemancipatie: het feminisme.
- Belangrijkste eis: vrouwenkiesrecht. 
- Gevolg: 1894: oprichting Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Voorzitter was -->  Aletta Jacobs
- Dit heet ook wel de Eerste Feministische Golf o.l.v.
                                                                                                          Wilhelmina Drucker  -->
In 1919 ook vrouwenkiesrecht, gevolg einde Eerste Feministische Golf. 

Jaren '60: Tweede Feministische Golf (anti conceptiepil). 
Vind jij dat een Derde Feministische Golf nodig is?
In de volgende dia een filmpje (5:30) van een samenvatting van de paragraaf met daarna nog enkele vragen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Twee uitspraken:
I. Verstedelijking is een ander woord voor urbanisatie.

II. Het socialisme is een politieke stroming die streeft naar meer gelijkheid tussen werkgevers en werknemers.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beiden uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Welke Sociale Wet werd in het filmpje NIET genoemd?
A
Het pensioen
B
de leerplicht
C
de ongevallenwet
D
Alle genoemde sociale wetten werden genoemd

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heette de eerste socialistische politieke partij en wie was de leider?
A
RKSP --> Schaepman
B
RKSP --> Troelstra
C
SDAP --> Kuyper
D
SDAP --> Troelstra

Slide 25 - Quizvraag

Hieronder staan drie vormen van kiesrecht.

Zet deze drie vormen in de juiste tijdsvolgorde (van vroeger naar later)
A
Algemeen mannenkiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht --> Censuskiesrecht
B
Censuskiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht
C
Algemeen mannenkiesrecht--> Censuskiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht
D
Censuskiesrecht --> Algemeen mannenkiesrecht --> Algemeen vrouwenkiesrecht

Slide 26 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Wie is de schaatsende dame?
A
Aleta Jacobs, want zij was de sturende kracht achter de acties voor het vrouwenkiesrecht.
B
Een dame van de SDAP, want zij wil geld in de bus van de baanveger stoppen.
C
Koningin Wilhelmina, want zij was degene die toestemming moest geven voor het vrouwenkiesrecht.
D
Wilhelmina Drucker, want door middel van aansprekende acties vroeg zij aandacht voor de heersende armoede.

Slide 27 - Quizvraag

Een politiek-maatschappelijke stroming die streeft naar vrouwenemancipatie:
A
het socialisme
B
het liberalisme
C
het feminisme
D
het confessionalisme.

Slide 28 - Quizvraag

Een oude examenvraag: Sleep de woorden naar de juiste plek in het schema.  Er is 1 plek waar twee woorden naartoe moeten worden gesleept.
P.J. Troelstra
feministen
W. Drucker
confessionelen
protestanten

Slide 29 - Sleepvraag

Het conflict tussen liberalen en confessionelen om de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs gelijk te stellen, wordt ook wel genoemd de ......

Slide 30 - Open vraag

Aan het eind:
1. Kun je een omschrijving geven van de Sociale Kwestie;
2. weet je uit te leggen het verschil tussen het socialisme, het liberalisme en het feminisme met bijbehorende kenmerken;
3. begrijp je wat de Schoolstrijd eind 19e eeuw inhield;
In totaal kun je 9 punten verdienen!

Slide 31 - Tekstslide