3H H8 Allerlei verbanden_toets_analysis

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Opgave 1
Letland is een land in Noordoost-Europa. Op 1 januari 2017 had Letland 1,95 miljoen inwoners. De verwachting is dat dit aantal jaarlijks met 1,1% afneemt.
a Stel de formule op het aantal inwoners N in miljoenen na t jaar.


Slide 2 - Tekstslide

Opgave 1
Letland is een land in Noordoost-Europa. Op 1 januari 2017 had Letland 1,95 miljoen inwoners. De verwachting is dat dit aantal jaarlijks met 1,1% afneemt.
a Stel de formule op het aantal inwoners N in miljoenen na t jaar.
(komma, als decimaal scheidingsteken)



Slide 3 - Open vraag

Opgave 1
Letland is een land in Noordoost-Europa. Op 1 januari 2017 had Letland 1,95 miljoen inwoners. De verwachting is dat dit aantal jaarlijks met 1,1% afneemt.
a Stel de formule op het aantal inwoners N in miljoenen na t jaar.
                                                        N=b*g^t,
 Op 01/01/2017 => 1,95 miljoen inwoners, dus b=1,95
Groiefactor afneemt betekent => g=(100%-1,1%)/100% = 98,9%/100%=0,989
                                          Dus N=b*g^t=1,95*0,989^t

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 1
Letland is een land in Noordoost-Europa. Op 1 januari 2017 had Letland 1,95 miljoen inwoners. De verwachting is dat dit aantal jaarlijks met 1,1% afneemt.
 b Met hoeveel procent neemt het aantal inwoners af in de periode van 1 januari 2020 tot 1 januari 2025?


Slide 5 - Tekstslide

Opgave 1b Met hoeveel procent neemt het aantal inwoners af in de periode van 1 januari 2020 tot 1 januari 2025?
(komma, als decimaal scheidingsteken)



Slide 6 - Open vraag

Opgave 1
Letland is een land in Noordoost-Europa. Op 1 januari 2017 had Letland 1,95 miljoen inwoners. De verwachting is dat dit aantal jaarlijks met 1,1% afneemt.
 b Met hoeveel procent neemt het aantal inwoners af in de periode van 1 januari 2020 tot 1 januari 2025?
                                                        N=b*g^t,
01/01/2020-01/01/2017 -> t=3, N=1,95*0,989^3=1,886355255
01/01/2025-01/01/2017 -> t=8, N=1,95*0,989^8=1,784863236
(1,784863236-1,886355255)/1,886355255~-0,054*100%~-5,4%

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 1
Letland is een land in Noordoost-Europa. Op 1 januari 2017 had Letland 1,95 miljoen inwoners. De verwachting is dat dit aantal jaarlijks met 1,1% afneemt.
c Onderzoek in welk jaar er voor het eerst minder dan 1,6 miljoen inwoners zullen zijn.


Slide 8 - Tekstslide

Opgave 1c Onderzoek in welk jaar er voor het eerst minder dan 1,6 miljoen inwoners zullen zijn.




Slide 9 - Open vraag

Opgave 1
Letland is een land in Noordoost-Europa. Op 1 januari 2017 had Letland 1,95 miljoen inwoners. De verwachting is dat dit aantal jaarlijks met 1,1% afneemt.
c Onderzoek in welk jaar er voor het eerst minder dan 1,6 miljoen inwoners zullen zijn.
                                                        N=b*g^t,
t=17,
N=1,95*0,989^17=1,615740, 01/01/2017+17=01/01/2034

t=18, N=1,95*0,989^18=1,59797198<1,6,01/01/2017+18=01/01/2035=31/12/2034

                                                               Dus in 2034 jaar


Slide 10 - Tekstslide

Opgave 2 a

Welke tabellen horen bij lineaire groei?
Maar bij exponentiële groei? Waarom?


A
tabel I - exponentiele, tabel II - lineaire
B
tabel I - lineaire, tabel II - exponentiele
C
tabel I - exponentiele, tabel II - omgekeerd evenredig
D
tabel I - lineaire, tabel II - periodeke

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

b Stel bij tabel I de formule op.
(komma, als decimaal scheidingsteken)

Slide 13 - Open vraag

b Stel bij tabel II de formule op.
(komma, als decimaal
scheidingsteken)

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf op, met eenheid
(cm of sec, als es=40cm of p=10sec,
a=40cm),

Slide 17 - Open vraag

Geef de hoogte bij t = 26? 



Periode = 12-4 = 8,
bij t=26 of t=26-8=18 of t=26-8-8=10, h is dezelfde, dus h =50

Slide 18 - Tekstslide

b Bereken h voor t = 75sec
met eenheid (40cm)

Slide 19 - Open vraag

Opgave 3, b Bereken h voor t = 75sec met eenheid (40cm)






 t=3 h=50cm, periode =12sec,75=(72+3)=6*12+3=> 75-6*12=3

                                                       => t=75sec, h=50cm


                                                               Dus in 2034 jaar


Slide 20 - Tekstslide

c Bereken drie tijdstippen na t = 100
waarop de hoogste stand wordt bereikt
met eenheid (40cm)

Slide 21 - Open vraag

Opgave 3, c Bereken drie tijdstippen na t = 100 waarop de hoogste stand wordt bereikt met eenheid (40cm)

 t=9sec, max h=250cm, 
periode =12sec

9+7*12=93sec<100sec
9+8*12=105sec>100sec
105+12=117sec>100sec
117+12=129sec>100sec


                                                            

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide


Slide 24 - Open vraag

Opgave 4 In de tabel zie je informatie over het aantal inwoners van Peru.

Geef met interpoleren een schatting van het aantal inwoners van Peru in 1990.


1985->1996
1996-1985 = 11 jaar
24,79-19,53=5,26
dus in 1 jaar 5,26/11=0,478 
1990 - 1985 = 5
                                   dus    19,53+0,478*5=21,92 


                                                            

Slide 25 - Tekstslide

sleep je antwoord

Slide 26 - Sleepvraag

Slide 27 - Tekstslide

sleep je antwoord

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Tekstslide

Opgave 6 a
Los op. Geef de oplossingen in twee decimalen nauwkeurig. x^6=750

A
Geen oplossing
B
x=(750)^(1/6)~3,01 V x=-(750)^(1/6)~-3,01
C
x=(750)^(1/6)~3,01
D
x=750/6=125,00

Slide 30 - Quizvraag

Los op. Geef de oplossingen in twee decimalen nauwkeurig.
(komma, als decimaal scheidingsteken)
x^6=750

Slide 31 - Open vraag

Opgave 6 b
Los op. Geef de oplossingen in twee decimalen nauwkeurig. x^3=-385

A
Geen oplossing
B
x=(-385)^(1/3)~-7,27 V x=(-385)^(1/3)~7,27
C
x=(-385)^(1/3)~-7,27
D
x=-385/3=-128,33

Slide 32 - Quizvraag

Los op. Geef de oplossingen in twee decimalen nauwkeurig.
(komma, als decimaal scheidingsteken)
x^3=-385

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Tussen x en y in de figuur hieronder bestaat
 een omgekeerd evenredig verband.  Bereken x voor y = 160.

Slide 35 - Tekstslide

Tussen x en y in de figuur hieronder bestaat
een omgekeerd evenredig verband.
Bereken x voor y = 160.
(komma, als decimaal scheidingsteken)

Slide 36 - Open vraag

Tussen x en y in de figuur hieronder bestaat
 een omgekeerd evenredig verband.  Bereken x voor y = 160.
y=a/x <=> y*x=a

Grafiek gaat door punt (4,16) => 
16*4=a => 64=a => 
y=64/x=> 
1) y=160=> 160=64/x 
2) x*   160=64/x    *x
3) :160    x*160=64   :160

4)  x=64/160=0,4

Slide 37 - Tekstslide