In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Massa's en massaverhoudingen
Les 3HV 3D
8-3
Slide 1 - Tekstslide
Stappenplan reactievergelijking
Stel reactieschema op
Vervang elke stofnaam door de bijbehorende formule
Stel de kloppende reactievergelijking op
Controleer of de reactievergelijking klopt
Slide 2 - Tekstslide
Reactieschema maken
Koolstof reageert met zuurstof tot koolstofmono-oxide
1: welke stof(fen) is/zijn de beginstoffen
2: welke stof(fen) is/zijn de eindproducten
Maak je reactieschema (met + -> )
koolstof + zuurstof (g) -> koolstofmono-oxide
Slide 3 - Tekstslide
Reactievergelijking maken
Je begint met je reactieschema:
koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofmono-oxide (g)
Stoffen eronder zetten
C (s) + O2 (g) --> CO (g)
Kloppend maken
2 C (s) + O2 (g) -->2 CO (g)
Slide 4 - Tekstslide
Totale massa koe = 750 kg
Vlees = 500 kg
Botten = ? kg
Koe → Vlees + Botten
750 kg → 500 + ?
750 kg = 500 + ?
Slide 5 - Tekstslide
Wet van Lavoisier
- Wet van behoud van massa
- De massa voor de pijl is gelijk aan de massa na de pijl
Wielen = 2,5 kg
Ketting = 1,0 kg
Zadel = 0,75 kg Trappers = 0,25 kg
Frame = 12 kg
Fiets = 16,5 kg
Slide 6 - Tekstslide
Oefening 1.
Bij het verwarmen van suiker ontstaat er vloeibaar karamel en waterdamp.
Jantje maakt van 1,05 kg suiker 950 gram karamel.
Slide 7 - Tekstslide
Bij het verwarmen van suiker ontstaat er vloeibaar karamel en waterdamp. Maak het reactieschema.
Slide 8 - Open vraag
Suiker(s) → Karamel(l) + Water(g) Jantje maakt van 1,05 kg suiker 950 gram karamel. Bereken hoeveel gram water er ontstaat.
Slide 9 - Open vraag
Oefening 2.
Bij de verbranding van methaan met zuurstof ontstaat er koolstofdioxide en waterdamp.
Er verbrand 580 gram methaan met 1160 gram zuurstof. Hierbij is bekend dat er 450 gram water ontstaat.
Slide 10 - Tekstslide
Bij de verbranding van methaan met zuurstof ontstaat er koolstofdioxide en waterdamp. Maak het reactieschema.
Slide 11 - Open vraag
Methaan(g) + Zuurstof(g) → Koolstofdioxide(g) + Water(g) Er verbrand 580 gram methaan met 1160 gram zuurstof. Hierbij is bekend dat er 450 gram water ontstaat. Bereken hoeveel gram koolstofdioxide er ontstaat.
Slide 12 - Open vraag
Wet van behoud van massa
Massa van de beginstoffen = Massa van de reactieproducten
Slide 13 - Tekstslide
Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.
Slide 14 - Tekstslide
HCl (g) + NH3 (g) -> NH4Cl (s) 3,6 mg + 1,7 mg -> X mg Welk getal moet op de plaats van X?
A
1,7
B
2,65
C
3,6
D
5,3
Slide 15 - Quizvraag
Fe(s) + S(s) -> FeS(s)
Verhouding van de atomen is 1 : 1
Massaverhouding 55,9 : 32,1
Massa's van atomen kun je aflezen in een periodiek systeem
Slide 16 - Tekstslide
Het periodiek systeem
Slide 17 - Tekstslide
Mg reageert met zuurstof in de massaverhouding 24.3 : 16,0. Hoeveel gram zuurstof reageert met 8,50 g Mg?(Rekenmachine)
A
12,9 g zuurstof
B
5,6 g zuurstof
C
8,5 g zuurstof
D
16,0 g zuurstof
Slide 18 - Quizvraag
Koolstof reageert met zuurstof in de massaverhouding 12,0 : 32,0. Hoeveel gram koolstof reageert er met 45,0 g zuurstof?
A
8,5 gram koolstof
B
45,0 gram koolstof
C
16,9 gram koolstof
D
12,0 gram koolstof
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Wet van behoud van massa
massa's van beginstoffen samen = massa van de reactieproducten samen
3 g = 3 g
6 ton = 6 ton
a + b --> c
5 g + 11 g --> 16 g
a --> b + c + d
17 mg --> 3 mg + 5 mg + 9 mg
Slide 21 - Tekstslide
wet van behoud van massa
aluminium (s) + zuurstof (g) --> aluminiumoxide (s)
9 g + ? = 17 g
? + 80 kg = 170 kg
gassen hebben ook massa!
Slide 22 - Tekstslide
wet van behoud van massa
waterstofchloride (g) + ammoniak (g) -> salmiak (s)
3,6 mg + 1,7 mg -> ......
7,2 kg + ............ kg -> 10,6 kg
Slide 23 - Tekstslide
stoffen reageren met elkaar in een constante massaverhouding
koolstof (s) + zuurstof (g). -> koolstofdioxide (g)
3 g : 8 g ->
Voor elke soort reactie is de massaverhouding anders!!!!!
Slide 24 - Tekstslide
massa verhouding
koolstof (s) + zuurstof (g). -> koolstofdioxide (g)
3 : 8
30 gram koolstof, hoeveel zuurstof reageert er?
477 Kg koolstof, hoeveel zuurstof reageert er?
gebruik verhoudingstabellen !
koolstof
zuurstof
3
8
477
(477 x 8 ) : 3
kruislings vermenigvuldigen
Slide 25 - Tekstslide
aluminium (s) + zuurstof (g) -> aluminiumoxide (s) 9 : 8
Hoeveel gram aluminium reageert er met 25 g zuurstof?
aluminium
zuurstof
9
8
25
Slide 26 - Tekstslide
aluminium (s) + zuurstof (g) -> aluminiumoxide (s) 9 : 8
Hoeveel gram aluminium reageert er met 25 g zuurstof?
aluminium
zuurstof
9
8
(9 x 25) : 8
25
Slide 27 - Tekstslide
Hoeveel zuurstof reageert er met 26 gram ijzer?
Hoeveel gram ijzeroxide ontstaat er dan?
ijzer + zuurstof -> ijzeroxide
massaverhouding 31 : 10 -> : 41
IJzer
zuurstof
Slide 28 - Tekstslide
Hoeveel gram zuurstof reageert er met 26 gram ijzer?
Hoeveel gram ijzeroxide ontstaat er dan?
ijzer + zuurstof -> ijzeroxide
massaverhouding 31 : 10 -> 41
IJzer
zuurstof
31
10
26
(10 x 26)
: 31 = 8,4 g
Slide 29 - Tekstslide
rekenen met de wet van behoud van massa
rekenen met massaverhoudingen
koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofdioxide (g) 3 g : 8 g ->
Hoeveel gram zuurstof reageert met 20 gram koolstof?
Hoeveel koolstofdioxide ontstaat er dan?
vorige les
koolstof
zuurstof
3
8
20
Slide 30 - Tekstslide
vandaag leer je een overmaat uit te rekenen
Daarvoor gebruik je wat we vorige les geleerd hebben.
= wet van behoud ven massa
= rekenen met massa verhoudingen
Slide 31 - Tekstslide
We hebben 22 g koolstof en 55 g zuurstof.
We houden een stof over, want dit is niet de perfecte verhouding (3:8). Hoeveel houd je over?
koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofdioxide (g) 3 g : 8 g ->
koolstof
zuurstof
3
8
22
koolstof
zuurstof
3
8
55
gebruik nu 2 tabellen!!
Slide 32 - Tekstslide
We hebben 22 g koolstof en 55 g zuurstof.
We houden een stof over, want dit is niet de perfecte verhouding (3:8).
overmaat?
koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofdioxide (g) 3 g : 8 g ->
koolstof
zuurstof
3
8
22
22 x 8 : 3 = 59
koolstof
zuurstof
3
8
3 x 55 : 8 = 21
55
gebruik nu 2 tabellen!!
<- deze kan niet, te weinig zuurstof
deze kan wel ->
je houdt 22 - 21 = 1 gram koolstof over = overmaat