Oefenen met hst 3 deel 2 1M

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo, havo
• Leerjaar 1

Oefenen met hst 3

De tijd van monniken en ridders

Op de afbeelding is het Romeinse Rijk te zien

1. Waar
2. Niet waar

2 uitspraken:
1. In 476 hield het West-Romeinse Rijk op met bestaan
2. In 1053 hield het Oost-Romeine Rijk op met bestaan

1. 1. is juist
2. 2. is juist
3. 1 en 2 zijn allebei juist
4. 1 en 2 zijn allebei niet juist

Van wanneer tot wanneer duurde de Middeleeuwen?

Wat gebeurde er NIET tijdens het verval van het West-Romeinse Rijk?

1. Minder handel
2. Romeinse wegen raakten in verval
3. De onveiligheid nam toe
4. Er ontstonden meer steden

Gebruik de bron

Horigen hadden veel plichten.

➤ Welke 2 plichten van horigen zie je in de tekst terug?

Gebruik de bron 

Ondanks alle plichten, kon het toch gebeuren dat een boer bij een edelman kwam en vroeg: ‘Mag ik uw horige worden?

➤ Waarom zou een boer horige willen worden? Bedenk de meest logische reden.

Lees de bron. Leg met een voorbeeld uit de bron uit hoe geestelijken probeerden Germanen te bekeren tot het christendom.

Bij welke stand horen deze mannen? Wat is de naam van die stand?

1. Eerste stand, geestelijken
2. Tweede stand, adel
3. Derde stand, boeren

Moslims moeten een bedevaart naar Mekka maken en vijf keer per dag bidden met het gezicht naar Mekka.
Welke drie andere belangrijke plichten (ook wel zuilen genoemd) heeft een moslim?

Rond het jaar 1000 steeg de opbrengst van de landbouw.
Schrijf hiervoor twee oorzaken op

Iemand die in dienst is van de kerk 

Hoogste geestelijke van de christelijke kerk 

Iemand die gelooft in natuurgoden 

Man die in een klooster leeft

Geestelijke

Heiden

Monnik

Paus

Zet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde, van vroeger naar later. Tip: in elke zin staat iets waarover je geleerd hebt. Laat je dus niet afleiden door namen die je niet kent.
A De Arabier Mohammed vertelt over een nieuw geloof: de islam.
B De Germaan Odoaker zet de laatste Romeinse keizer van het West-Romeinse Rijk af.
C De monnik Willibrord verspreidt het christendom in Noord-Nederland.
D De timmerman Johan woont in Zutphen, een stad die net stadsrechten heeft gekregen.

In een geldeconomie...

1. betalen mensen hun huur in graan en eieren.
2. brengen boeren een steeds groter deel van hun oogst naar de markt.
3. maken mensen hun spullen zoveel mogelijk zelf.
4. ruilen boeren een deel van hun oogst voor geld.

Bekijk de bron.
Welk begrip hoort
bij de bron?

1. Centraal bestuur
2. Gilde
3. Heidenen
4. Huurleger

Centraal bestuur

Hofstelsel

Overal eigen regels

Huurleger

Adel bepaalt wat er gebeurt

Bestuur vanuit een hoofdstad

Gehoorzamen aan de koning