Gijsbreght van Aemstel
De oorspronkelijke titel van het toneelstuk is Gysbregt van Aemstel, d'ondergang van zijn stad en zijn ballingschap. Treurspel
Vondel baseerde het stuk op een historische gebeurtenis, de verwoesting van (het toen nog katholieke) Amsterdam rond 1300. Een groep edelen nam toen wraak op de Amsterdamse edelman Gijsbreght van Aemstel voor de moord op hun heer, graaf Floris V. Gijsbreght was volgens hen een van de hoofdschuldigen.
Daarnaast liet Vondel zich inspireren door de klassieke mythe over de belegering van de stad Troje. Volgens deze klassieke mythe lukte het de Grieken niet om Troje door belegering te veroveren. De Grieken bouwden daarom een reusachtig houten paard waarin soldaten zich verstopten. Dit paard
werd 's avonds voor de poort van Troje achtergelaten, in de hoop dat de Trojanen het 's nachts binnen hun stadsmuren
Daarmee was de verovering van Troje een feit.
Het stuk van Vondel speelt op de dag en de nacht voor Kerstmis. Omdat de
belegering van de stad Amsterdam niets oplevert, heeft de vijand een list
verzonnen. De troepen trekken zogenaamd weg en laten een schip voor de
stadswal achter, zo te zien vol met hout. Een spion haalt Gijsbreght over het
schip naar binnen te laten varen – in de winterkou is het hout welkom. Terwijl
iedereen in de kerk de kerstnacht viert, komen er uit het schip echter soldaten
tevoorschijn die de stadspoorten openen. Met veel geweld wordt de stad
ingenomen, waarbij leden van het geslacht Van Aemstel bruut worden vermoord.
HA-1029-a-12-1-b 3 lees verder ►►►
Aanvoerder Gijsbreght wil zich doodvechten ondanks de protesten van zijn
vrouw Badeloch. Uiteindelijk gaat hij toch in ballingschap met zijn gezin en een
groep Amsterdammers, omdat de aartsengel Rafaël dat namens God beveelt.
Rafaël voorspelt aan het slot van het stuk dat Amsterdam zal herrijzen als een
machtige stad.