Een groep consumenten waar een bedrijf de reclame op richt heet:
A
De consumentengroep
B
De consumentenorganisatie
C
De doelgroep
D
De geschillencommissie
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Wanneer is er sprake van duurzaam consumeren?
A
Als je op zoek bent naar een product voor de laagste prijs
B
Als je met jouw aankopen rekening houdt met de gevolgen voor anderen en het milieu
C
Als je iets zelf maakt
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Het bruto inkomen noemen we ook wel besteedbaar inkomen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Henk en Anita hebben een gezamenlijk inkomen van €3500,- per maand. Per week besteden €162,- aan boodschappen. Hoeveel % van hun maandinkomen besteden ze aan boodschappen?
A
20,1%
B
18,5%
C
4,6%
D
6,4%
Slide 15 - Quizvraag
Mehmet verdient € 3.200 per maand. Saskia verdient € 2.225 per maand. Het inkomens verschil komt door verschil in:
A
verantwoordelijkheid
B
leeftijd
C
zwaarte werk
D
A, B en C kunnen allemaal juist zijn
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Nationaal inkomen is :
A
het inkomen van de koning
B
de som van alle inkomens in de wereld
C
de som van alle inkomens
D
de som van alle inkomens in een land
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Wat geeft de Lorenzcurve weer?
A
hoeveel inkomen gemiddeld verdiend wordt in een land
B
de mate waarin een land zelfvoorzienend is
C
de verdeling van de inkomens in een land
D
de som van alle inkomens in een land
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
In de economie gaat het vaak over welvaart, als Thijs door een verhoging van zijn loon nu vaker uit eten kan, wordt zijn welvaart , dit betekent dat je in meer kunt voorzien. Je kunt je welvaart ook vergroten door
Kies uit:
behoeften
zelfvoorziening
groter
kleiner
schaarste
goederen
Slide 25 - Sleepvraag
Slide 26 - Tekstslide
Sade woont in Appingedam. Dit is middenin het gaswingebied in Groningen. Hierdoor heeft zij geregeld last van aardbevingen. Dit heeft invloed op haar...
A
Welvaart
B
Welzijn
C
Welvaart en welzijn
D
Geen van beiden
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Inflatie kan verschillende oorzaken hebben. Wat is een mogelijke oorzaak van inflatie?
A
De lonen worden dit jaar niet verhoogd.
B
De btw-tarieven stijgen.
C
Het aanbod van producten stijgt.
D
De vraag naar goederen en diensten neemt af.
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
Hoeveel spaargeld je hebt
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.
Slide 32 - Quizvraag
Koopkrachtstijging betekent dat je ..
A
Meer kunt kopen
B
Minder kunt kopen
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Wat gebeurt er met de koopkracht als er sprake is van inflatie?
A
De koopkracht blijft gelijk
B
De koopkracht neemt toe
C
De koopkracht neemt af
Slide 35 - Quizvraag
Waar staat CBS voor?
A
Centraal Bureau voor Soorten inkomens.
B
Centraal Bureau voor Statiek.
C
Centraal Bureau voor Statistiek.
D
Centraal Bureau voor Secundaire behoeften.
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Video
Wat is de juiste volgorde van het loon-prijsspiraal?