woensdag 13 februari 2019

dinsdag 26 februari
  1. werken op de computer/eigen boek
  2. nieuwe woorden Disk
  3. grammatica
  4. lezen in beter lezen
  5. test erfan Pourya
  6. Schrijfopdracht
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
nt2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

dinsdag 26 februari
  1. werken op de computer/eigen boek
  2. nieuwe woorden Disk
  3. grammatica
  4. lezen in beter lezen
  5. test erfan Pourya
  6. Schrijfopdracht

Slide 1 - Tekstslide

verzetten
Ik verzet de afspraak
automaat
Dat gaat automatisch.

Slide 2 - Tekstslide

het verzuim
doorgeven
vertellen

Slide 3 - Tekstslide

beschikbaar
is er een computer beschikbaar?
de bezoeker

Slide 4 - Tekstslide

afzeggen
Hij heeft zijn afspraak afgezegd
netjes
slordig/rommelig

Slide 5 - Tekstslide

passen
Die schoen past niet
de ruimte
Dit is een kleine ruimte.

Slide 6 - Tekstslide

regelmatig
Zij komt regelmatig te laat
de meubels

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica - woordsoorten
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.
• Het spannende boek.
• Het woordje 'spannende' zegt iets over het boek.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
• Het spannende boek.
• Boek is een zelfstandig naamwoord.
• Het woordje 'spannende' zegt iets over het boek.

Slide 10 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan het gemaakt is.

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
A
Nylon
B
Rode
C
Stalen
D
Plastic

Slide 14 - Quizvraag

Man, auto, school, kind
Dat zijn ......
A
werkwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
verwijswoorden
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 15 - Quizvraag

tussen, op, naast, onder, bij, van.

Dit zijn:
timer
0:30
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

de bloedsomloop
de bloedvaten

Slide 20 - Tekstslide

de organen
de zuurstof

Slide 21 - Tekstslide