7.1.2 Deviant op weg naar 1F - Thema 7 Geld - Spreekwoorden

Nederlands
Thema 7 Geld - hoofdstuk 1

Moeilijke woorden en spreekwoorden
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Thema 7 Geld - hoofdstuk 1

Moeilijke woorden en spreekwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Doel
-Aan het einde van de les ken je de woorden van het thema werk
-Aan het einde van deze les kun je de woorden gebruiken in en zin.
-Aan het eind van de les kun je zelf de woorden in een puzzel zetten.

Slide 2 - Tekstslide

Start
blz 227 en 228

We lezen samen de moeilijke woorden en de betekenissen.

Zijn er woorden waar je nog vragen over hebt?

Slide 3 - Tekstslide

                          Moeilijke woorden.

Slide 4 - Tekstslide

                          Moeilijke woorden.

Slide 5 - Tekstslide

De administratie
Het netjes verzamelen en bijhouden van gegevens, bijvoorbeeld van wat je met jouw geld doet.

Slide 6 - Tekstslide

De belasting

Het geld dat je aan de overheid betaalt. Je betaalt bijvoorbeeld belasting over jouw loon.

Slide 7 - Tekstslide

Contant

Met munt- en briefgeld.

Slide 8 - Tekstslide

Financieel

Dingen die te maken hebben met geld.

Slide 9 - Tekstslide

De garantie

Dat iets gratis gerepareerd wordt of dat je geld terugkrijgt als iets kapot is.

Slide 10 - Tekstslide

Het inkomen
Het geld dat je elke maand krijgt, bijvoorbeeld jouw loon of een uitkering.

Slide 11 - Tekstslide

Overmaken
Geld overzetten van de ene bankrekening naar de andere.

Slide 12 - Tekstslide

De portomonnee
Een tasje of mapje waar je jouw geld en pasjes in bewaart, zodat je het makkelijk mee kunt nemen.

Slide 13 - Tekstslide

De rekening
Een papier waarop staat hoeveel je voor iets moet betalen.

Slide 14 - Tekstslide

De schuld
Het geld dat je aan een persoon of bedrijf moet betalen, bijvoorbeeld omdat je het geleend hebt.

Slide 15 - Tekstslide

Sparen
Geld bewaren voor later.

Slide 16 - Tekstslide

De uitgave
Het bedrag dat je kwijt bent als je ergens voor moet betalen.

Slide 17 - Tekstslide

De vaste lasten
Het geld dat je elke maand opnieuw moet betalen.

Slide 18 - Tekstslide

De verzekering
Een afspraak waarbij jij geld betaalt aan een bedrijf en het bedrijf jou geld betaalt als er iets vervelends gebeurt of als iets kapot gaat.

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig
Iets zelf kunnen doen, zonder dat je er anderen bij nodig hebt.

Slide 20 - Tekstslide

                          Spreekwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Samen leren
We maken samen opdracht 5 op bladzijde 232 en 233.
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Wat weet jij al?
De volgende opdracht probeer je zonder afkijken te doen.

Je krijgt zometeen 4 spreekwoorden zien.
Je gaat de betekenis typen.
Dat mag dezelfde zijn als in je boek.
Het mag ook een beetje in je eigen woorden.

Slide 23 - Tekstslide

Wat betekent:
"Dat is een rib uit mijn lijf".

Slide 24 - Open vraag

Wat betekent:
"Iets voor een prikkie kopen".

Slide 25 - Open vraag

Wat betekent:
"Vragen staat vrij".

Slide 26 - Open vraag

Wat betekent:
"Een gat in de hand hebben".

Slide 27 - Open vraag

Maken
Opdracht 6 blz 234 en 235.

-Bekijk de tekening.
- Je kunt 5 spreekwoorden/ uitdrukkingen vinden in de tekening.
-Schrijf de spreekwoorden op.
-En zet daaronder de juiste betekenis.




timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Nakijken en bespreken
We bespreken de opdracht  die jullie hebben gemaakt.
Dit is: Opdracht 6 .

Slide 29 - Tekstslide

Studiemeter:
-Ga naar: Studiemeter
-Log jezelf in.
-Ga naar Nederlands - Via Starttaal online - Via vooraf op weg naar 1F - Thema 7 Geld- Moeilijke woorden
 
-Maak Spreekwoorden en uitdrukkingen (invulopdrachten) 
-Maak Spreekwoorden en uitdrukkingen (betekenissen)

Klaar?!! -> Maak opdracht 2 (knipblad moeilijke woorden).

Slide 30 - Tekstslide

Hoe ging het?
-Ken je de woorden van het thema Geld?
-Ken je de spreekwoorden van het thema Geld?

Slide 31 - Tekstslide