2.1 Jouw inkomsten en uitgaven

2.1 Jouw inkomsten en uitgaven
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.1 Jouw inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • je kunt verschillende  soorten inkomens noemen
  • je kunt drie groepen van uitgaven noemen en voorbeelden ervan geven
  • je kunt bedragen omrekenen van week naar maand en omgekeerd
  • je kunt een  begroting van inkomsten en uitgaven maken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Soorten inkomsten
Soorten inkomsten:  
Loon of salaris


Winst


Uitkering


Zakgeld



Slide 4 - Tekstslide

Soorten inkomens 


  •  Loon of salaris                     als je in dienst bent bij een bedrijf  
  •  Winst                                       als je een eigen bedrijf hebt
  • Uitkering                                 ontvang je van de overheid als je werkloos of arbeidsongeschikt bent.   Ook kinderbijslag is een uitkering.                 

  • zakgeld

Slide 5 - Tekstslide

Soorten uitgaven
  • Vaste lasten                           vaste regelmaat, iedere maand of ieder jaar      bijvoorbeeld: huur,  gas, water, licht, abonnement tijdschrift, contributie sportclub 
  • Huishoudelijke uitgaven  of dagelijkse uitgaven        boodschappen, persoonlijke uitgaven als kapper en drogist   
  • Incidentele uitgaven                af en toe besteed je geld aan kleding, vakantie, nieuwe apparatuur of meubels

Slide 6 - Tekstslide

Budget
Het bedrag dat je kunt uitgeven

Om te weten wat je kunt uitgeven en waaraan je het gaat uitgeven, is het handig om een overzicht te maken

Zo'n overzicht maak je meestal per maand.

Slide 7 - Tekstslide

REKENEN! 

Slide 8 - Tekstslide

Week naar maand

Slide 9 - Tekstslide

Week naar maand

Slide 10 - Tekstslide

Week naar maand

Slide 11 - Tekstslide

Maand naar week

Slide 12 - Tekstslide

Maand naar week

Slide 13 - Tekstslide

Maand naar week

Slide 14 - Tekstslide

Begroting
  • Begroting = overzicht van uitgaven die je nog moet doen en inkomsten die je nog moet krijgen
  • Budgetteren = het maken van een begroting

Slide 15 - Tekstslide

BEGROTING



Waarom een begroting maken?

  • Voorkomen van geldproblemen

Slide 16 - Tekstslide

Begroting 
Inkomsten
Uitgaven
Inkomen uit arbeid
(bijv. salaris)

Inkomen uit winst

Overdrachtsinkomen
(bijv. zakgeld of een uitkering)

Huishoudelijke uitgaven
(bijv. eten, kapper)

Vaste lasten
(bijv. huur, abonnementen)

Incidentele uitgaven
(bijv. vakantie, meubels)

Slide 17 - Tekstslide

Begroting
Inkomsten
Uitgaven
Loon €500
Boodschappen €450
Winst €300
Netflix €8
Uitkering € 250
Huur €600
Totaal: €1.050
Totaal €1.058

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen check   p. 49

Slide 19 - Tekstslide