In de winst- en verliesrekening zie je of er winst (of verlies) is gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Zonder brutowinst an een bakker of slager nooit nettowinst maken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
De nettowinst is het brutoinkomen van de eigenaar.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Quitte (spreek uit: kiet) spelen is het zelfde break-even draaien. De opbrengst is dan gelijk aan de kosten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Constante kosten veranderen met de productie omvang. Maak je één product meer dan stijgen deze kosten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Variabele kosten veranderen met de productie omvang. Maak je één product meer dan stijgen deze kosten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Oliebolbakken. O = omzet, I = IWO, B = brutowinst, BK = bedrijfskosten en N = nettowinst
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Nadat het break even punt is bereikt neemt de winst snel toe. Nadat de constante kosten zijn betaalt ontstaat er winst. Per product is die winst gelijk aan de constante kosten per product.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Nadat een dure machine is gekocht nemen de bedrijfskosten toe met de afschrijvingskosten per periode van deze machine.
De liquiditeit van de onderneming neemt wel in één keer af met de hele aanschafprijs.