Les 41.2 - §6.4 Lenssterkte

Lesplanning
  1. Uitleg verziend, oudziend en bijziend
  2. Maken opgave 37 t/m 40
  3. Uitleg lenssterkte
  4. Maken opgave
    42, 43 en 46 t/m 51
  5. Afsluiting: meerkeuzevragen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
  1. Uitleg verziend, oudziend en bijziend
  2. Maken opgave 37 t/m 40
  3. Uitleg lenssterkte
  4. Maken opgave
    42, 43 en 46 t/m 51
  5. Afsluiting: meerkeuzevragen

Slide 1 - Tekstslide

Nog uitleg/oefening nodig
Madelon, Vince, Maud en
 Isa van Tuijl

Naamloos
Isa de Haan, Julia, Eva, Mujib, Osama en Ricardo
Extra les:
Dinsdag 1e uur of 
Donderdag 
7e uur

Slide 2 - Tekstslide

Verziend

Slide 3 - Tekstslide

Bijziend

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Is de persoon die deze bril nodig heeft verziend of bijziend?
A
verziend
B
bijziend

Slide 7 - Quizvraag

oudziend

Slide 8 - Tekstslide

 Maken en nakijken
§6.4 opgave 37 t/m 40
Klaar: ga verder met
            42, 43 en 46 t/m 51.
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Lenssterkte
  • Een kleine brandpuntsafstand is een sterkte lens.
  • Een grote brandpuntafstand is een zwakke lens.

Slide 10 - Tekstslide

Lenssterkte

Slide 11 - Tekstslide

Hoe reken je met lenssterkte

  • Brandpuntsafstand altijd in meter !!!

  • S = +2 dpt, dan is f = 0,5 m  = 50 cm

  • Bolle lens: S is positief, holle lens S is negatief.
S(dpt)=f(m)1

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldopgave

Een leesbril heeft een brandpuntsafstand van 33 cm. Bereken de lensterkte.

Gegeven:  f = 33 cm = 0,33 m. Want f moet altijd in meters!!

Gevraagd: S = ... dpt

Oplossing:



Antwoord:  S = +3,0 dpt.

S=f1
S=0,331=3,0

Slide 13 - Tekstslide

De brandpuntsafstand van onze ooglens is 16 mm. Bereken de sterkte van onze lens.

Slide 14 - Open vraag

 Maken en nakijken
§6.4 opgave 42, 43 en 46 t/m 51

Slide 15 - Tekstslide

Is de persoon die deze bril nodig heeft verziend of bijziend?
A
verziend
B
bijziend

Slide 16 - Quizvraag

Als je bijziend bent zie je voorwerpen dichtbij / ver weg niet scherp
A
Dichtbij
B
Ver weg

Slide 17 - Quizvraag


Deze situatie hoort bij een:
A
Verziend persoon
B
Bijziend persoon

Slide 18 - Quizvraag

Als je bijziend bent heb je een:
A
Positieve bril nodig
B
Negatieve bril nodig

Slide 19 - Quizvraag

Hiernaast zie je het oog van iemand die
A
bijziend is.
B
verziend is.
C
blind is.
D
oudziend is.

Slide 20 - Quizvraag

Als je negatieve brillenglazen hebt, dan ....
A
ben je bijziend
B
ben je blind
C
ben je verziend
D
heb je een leesbril

Slide 21 - Quizvraag

Het beeld is 3x vergroot. Hoe groot is de beeldafstand?
A
30 cm
B
60 cm
C
90 cm
D
120 cm

Slide 22 - Quizvraag