B1 T/Havo - Unit 1.5 - Have got

HAVE GOT = hebben
Ik kan positieve, negatieve en vragende zinnen maken met het werkwoord 'have got'
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

HAVE GOT = hebben
Ik kan positieve, negatieve en vragende zinnen maken met het werkwoord 'have got'

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hebben =
Have got / Has got
Zoek in de chat 
'have got' in een:
  1. positieve (+) zin
  2. vragende (?)zin
  3. negatieve (-) zin

Slide 2 - Tekstslide

Begin met persoonlijke voornaamwoorden op het linkerbord doornemen.
Verb 'have got'
I have got 
You have got 
He has got 
She has got 
It has got
We have got 
You have got 
They have got 
Verkorte vorm 'have got'
I've got
You've got
He's got
She's got
It's got
We've got
You've got
They've got

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Have Got of Has Got?
A
You have got a nice classroom
B
You has got a nice classroom.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have Got of Has Got?
A
We have got friends in the football team
B
We has got friends in the football team

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have Got of Has Got?
A
My English teacher have got cool posters
B
My English teacher has got cool posters

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have Got of Has Got?
A
Have Sam got the newspaper?
B
Has Sam got the newspaper?

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have Got of Has Got?
A
Sharon and Jess have got articles for the newspaper
B
Sharon and Jess has got articles for the newspaper

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have Got of Has Got?
A
You've got a nice classroom
B
You's got a nice classroom.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have Got of Has Got?
A
We've got friends in the football team
B
We's got friends in the football team

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

- Have / has got
NEGATIEVE ZIN
I haven't got. (have not got)
You haven't got. (have not got)
He / she / it hasn't got. (has not got)
we haven't got. (have not got)
You haven't got. (have not got)
They haven't got. (have not got)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb geen bril
A
She hasn't got glasses
B
I have got glasses
C
I hasn't got glasses
D
I haven't got glasses

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ze hebben geen pet.
A
She hasn't got a cap.
B
They haven't got a cap.
C
They hasn't got a cap.
D
She haven't got a cap.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vraagzin van deze positieve (+)zin:
You have got a nice house.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Unit 1.2 Make in workbook
Assignments 23, 24 and 26 (pages 24, 25)

Finished? Make  27, 28, 29 and 30

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
Dinsdag 24 september

En: maken p. 24 ->  opdr. 23, 24, 26

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies