Regelmatige werkwoorden op 'er'

Les verbes
'er'

Exercices 30, 31, 32, 33
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les verbes
'er'

Exercices 30, 31, 32, 33

Slide 1 - Tekstslide

Welke werkwoorden op 'er' ken je al? Schrijf ook de betekenis op als je deze weet

Slide 2 - Woordweb

Wat weet je al over de vervoeging?

Slide 3 - Woordweb

Maak de stam
Om de vervoeging te maken heb je eerst de stam nodig. Deze vind je door het hele werkwoord min 'er'te doen. 
Regarder -> regard...
Voyager -> voyag...

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Kies de juiste vorm.
Nous ................ (habiter) aux Pays-Bas
A
habites
B
habitez
C
habitons
D
habitent

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf de juiste vorm op:
Tu ..................... (parler) français?

Slide 7 - Open vraag

Persoonlijke voornaamwoorden
Namen (van mensen, dieren en dingen) kan je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 

Exemple: Paul parle à ses amis -> Il parle à ses amis
Paul et Jean parlent à ses amis -> Ils parlent à ses amis

Slide 8 - Tekstslide

Son appartement est très beau.
Waardoor kan je 'son appartement' vervangen?
A
Elle
B
Il
C
Ils
D
Elles

Slide 9 - Quizvraag

Floor et sa copine sont amoureuses.
Waardoor vervang je 'Floor et sa copine?'

Slide 10 - Open vraag

Kies de juiste vorm:
Mes parents .................. (adorer) la ville de Paris.
A
adore
B
adores
C
adorez
D
adorent

Slide 11 - Quizvraag

Schrijf de juiste vorm op:
Evi .................... (aimer) les cours de français

Slide 12 - Open vraag

Schrijf 3 verschillende zinnen met de werkwoorden 'écouter, chanter, travailler'.

Slide 13 - Open vraag

Check jezelf?
1. Weet je hoe je de stam moet maken van een werkwoord op 'er'?
2. Ken je de uitgangen bij de werkwoorden op 'er'?
3. Kan je een naam vervangen door een persoonlijk voornaamwoord? 
4. Kan je een zin maken waarin je de werkwoorden op 'er' juist vervoegd? 

Slide 14 - Tekstslide