1. Inleiding en kernbegrippen
Afzet: Het aantal verkochte producten.
Brutowinst: Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de verkochte goederen.
BTW: Belasting over de toegevoegde waarde.
Inkoopwaarde: Het bedrag dat een winkelier betaalt voor producten die hij later verkoopt.
Omzet: De verkoopopbrengst, oftewel het totaalbedrag dat door de verkoop wordt ontvangen.
Nettowinst: Het bedrag dat overblijft na aftrek van alle bedrijfskosten van de brutowinst.
Produceren: Het maken van goederen en diensten.
Ondernemer: Iemand die een eigen bedrijf heeft en daarmee zijn inkomen verdient.