Pin 7 basis Samenvatting hoofdstuk 3

Economie
VMBO
4 Basis
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Economie
VMBO
4 Basis

Slide 1 - Tekstslide

Pin 7 basis Samenvatting hoofdstuk 3

Slide 2 - Tekstslide

1. Inleiding en kernbegrippen

Afzet: Het aantal verkochte producten.
Brutowinst: Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de verkochte goederen.
BTW: Belasting over de toegevoegde waarde.
Inkoopwaarde: Het bedrag dat een winkelier betaalt voor producten die hij later verkoopt.
Omzet: De verkoopopbrengst, oftewel het totaalbedrag dat door de verkoop wordt ontvangen.
Nettowinst: Het bedrag dat overblijft na aftrek van alle bedrijfskosten van de brutowinst.
Produceren: Het maken van goederen en diensten.
Ondernemer: Iemand die een eigen bedrijf heeft en daarmee zijn inkomen verdient.

Slide 3 - Tekstslide

2. Wat zijn de kosten?


Productiefactoren: Bedrijven gebruiken drie productiefactoren: natuur, arbeid en kapitaal.
Kostprijs: Dit zijn de kosten per product, berekend door de totale productiekosten te delen door het aantal geproduceerde goederen.
Mechanisering en automatisering: Mechanisering houdt in dat machines het werk van mensen overnemen. Automatisering betekent dat computers en programma’s de machines besturen.
Technologische ontwikkelingen: Deze kunnen leiden tot een hogere productiviteit door bijvoorbeeld de inzet van robots of geautomatiseerde systemen.

Slide 4 - Tekstslide

3. Winst of verlies?

Berekening van winst:
     Omzet = afzet × verkoopprijs.
     Brutowinst = omzet – inkoopwaarde.
     Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten.
Bedrijfskosten: Voorbeelden zijn huur, loon, energie, en transport. Bedrijfskosten moeten worden betaald vanuit de brutowinst om uiteindelijk de nettowinst te berekenen.
Verlies: Bedrijfskosten kunnen ervoor zorgen dat een bedrijf geen winst maar verlies draait als de brutowinst onvoldoende is.

Slide 5 - Tekstslide

4. Wat wordt de prijs?


Verkoopprijs en brutowinstopslag:
De verkoopprijs bestaat uit de inkoopprijs plus de brutowinstopslag. Die opslag wordt gebruikt om de bedrijfskosten te dekken en winst te maken.

Consumentenprijs: De prijs inclusief BTW die de consument betaalt. De meeste goederen hebben een BTW-tarief van 21%, terwijl sommige diensten een lager tarief van 9% hebben.

Slide 6 - Tekstslide

5. Wat levert meer productie op?

Arbeidsproductiviteit: Dit is de hoeveelheid productie per werknemer in een bepaalde tijd. Een hogere arbeidsproductiviteit leidt tot meer productie met hetzelfde aantal werknemers.

Productiecapaciteit: Dit is de maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren en hangt af van het aantal werknemers, het aantal gewerkte uren, en de gebruikte kapitaalgoederen.

Maatschappelijke kosten en opbrengsten: Productie kan zowel positieve als negatieve effecten hebben op de samenleving, zoals meer werkgelegenheid (opbrengsten) of milieuvervuiling (kosten).

Slide 7 - Tekstslide

Wat is brutowinst?
A
Omzet + bedrijfskosten
B
Afzet × verkoopprijs
C
Omzet - inkoopwaarde
D
Nettowinst + bedrijfskosten

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn bedrijfskosten?
A
Kosten om een bedrijf te runnen
B
Winst van het bedrijf
C
Verkoopprijs zonder BTW
D
Inkoopprijs van producten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de consumentenprijs?
A
Omzet - inkoopwaarde
B
Verkoopprijs inclusief BTW
C
Brutowinst - bedrijfskosten
D
Inkoopprijs zonder winst

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent mechanisering?
A
Aansturen van werknemers
B
Verhoogde arbeidsproductiviteit
C
Machines vervangen handwerk
D
Gebruik van computers

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de inkoopwaarde?
A
Totale omzet van een bedrijf
B
Bedrag dat voor goederen wordt betaald
C
Verkoopprijs inclusief BTW
D
Winst voor bedrijfskosten

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen brutowinst en nettowinst?

Slide 13 - Open vraag

Waarom is automatisering voordelig voor bedrijven?

Slide 14 - Open vraag

Hoe bereken je de consumentenprijs van een product?

Slide 15 - Open vraag

Welke factoren kunnen de arbeidsproductiviteit van een bedrijf verhogen?

Slide 16 - Open vraag

Wat is de betekenis van productiefactoren?

Slide 17 - Open vraag

Waarom kiezen bedrijven vaak voor mechanisering?

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn de voordelen van technologische ontwikkelingen voor consumenten?

Slide 19 - Open vraag

Wat is de rol van BTW in de consumentenprijs?

Slide 20 - Open vraag

Waarom is het belangrijk om de kosten per product te berekenen?

Slide 21 - Open vraag

Hoe kan een bedrijf zijn productiecapaciteit vergroten?

Slide 22 - Open vraag