Avonds voordat hij slapen ging, deed Johannes altijd een lang gebed. Dat had de kindermeid hem zoo geleerd. Hij bad voor zijn vader en voor Presto. Simon had het niet nodig, dacht hij. (uit: De kleine Johannes)
Wie zijn Presto en Simon?
B
Presto is zijn hondje, Simon de poes
C
Presto is zijn hondje, Simon zijn meester
D
Presto is een elf en Simon is een kabouter