Comparisons Unit 3
1 / 26
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
He is ____ (tall) than her. (hij is langer)
Slide 8 - Open vraag
But Alex is ______ (tall). (allerlangst)
Slide 9 - Open vraag
Maak het rijtje af: good - .... - ....
Slide 10 - Open vraag
Maak het rijtje af: Small - .... - ......
Slide 11 - Open vraag
Maak het rijtje af: Bad - .... - ....
Slide 12 - Open vraag
Bij de vergrotende trap komt er bij het woord
A
est
B
er
Slide 13 - Quizvraag
Bij de overtreffende trap komt er bij het woord
A
est
B
er
Slide 14 - Quizvraag
She is the tallest person I know.
A
Ze is iets langer dan alle anderen
B
Ze is de langste
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Werkwoord of werkwoord +(e)s
Vorm van to be, ww+ing
I am reading right now
I read every night
He doesn't practice on Wednesday
She isn't playing football at the moment.
Present simple
Present continuous
Slide 20 - Sleepvraag
Slide 21 - Tekstslide
She ..... (to walk) right now.
Slide 22 - Open vraag
We ..... (to go) to the beach tomorrow.
Slide 23 - Open vraag
Vertaal: Hij is niet aan het lopen nu.
