A3B Formatieve toets H2 Schatkist aarde

Formatieve toets H2 Schatkist aarde
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets H2 Schatkist aarde

Slide 1 - Tekstslide

1. In welke van onderstaande opsommingen staan de geologische perioden in de juiste volgorde van oud naar jong?
A
Kwartair – Tertiair – Mesozoïcum – Paleozoïcum – Precambrium
B
Mesozoïcum – Paleozoïcum – Precambrium – Kwartair – Tertiair
C
Precambrium – Paleozoïcum – Mesozoïcum – Tertiair – Kwartair
D
Tertiair – Kwartair – Precambrium – Mesozoïcum – Paleozoïcum

Slide 2 - Quizvraag

2. Wat is het verschil in ontstaan tussen ertsen en fossiele brandstoffen?

Slide 3 - Open vraag

VRAAG 3
Gesteente waarin aardolie en aardgas zijn ontstaan.
Winning van delfstoffen in ondergrondse mijnen. 
Tijdvak in de geologische geschiedenis dat 2,6 miljoen jaar geleden begon,
Er zijn er drie die overblijven, deze sleep je hier naar toe 
dagbouw
Kwartair
moeder
gesteente
Jura
schachtbouw
stollings
gesteente

Slide 4 - Sleepvraag

4. Welke twee zinnen gaan over steenkool in Nederland? (A t/m F)
A Hoort bij de groep delfstoffen aan de oppervlakte... B Ligt in bijna heel Nederland in de ondergrond. C Ontstaan uit plankton. D Werd in dagbouw gewonnen. E Werd vroeger in heel Nederland uit de grond gehaald. F Werd in schachtbouw gewonnen.

Slide 5 - Open vraag

5. Nederland heeft een flink aantal delfstoffen. Welke van onderstaande delfstoffen heeft Nederland niet in de ondergrond? Kies uit: kalksteen – marmer – antimoon – steenkool – zout – aardolie – aardgas.

Slide 6 - Open vraag

 Figuur 1 delfstoffen (vraag op volgende slide)

Slide 7 - Tekstslide

6. Gebruik figuur 1. Over welke twee delfstoffen gaat de figuur?

Slide 8 - Open vraag

VRAAG 7
Aardgas
Aardolie
Steenzout
Steenkool
Dit zit in de poriën van zandsteen van zo’n 270 miljoen jaar geleden
Deze delfstof wordt vooral op de Noordzee gewonnen
Deze delfstof wordt niet meer gewonnen
Dit is ontstaan, toen het heel warm was en zeewater verdampte

Slide 9 - Sleepvraag

Bron voor vraag 8
Desolaat. Zoutkorsten in witte en grijze tinten bedekken de bodem, slechts onderbroken door windribbels van rood woestijnzand. Geen teken van leven, niet eens een spoor. Tijdens deze geologische periode was Nederland onderdeel van een grote zoutwoestijn. Dit zoutbekken lag onder zeeniveau en meermaals overspoelde de zee het land. Na verdamping in het verzengende woestijnklimaat bleef weer een laagje zout achter.

Naar: www.geologievannederland

Slide 10 - Tekstslide

8. Welke uitspraak is juist?
A
In deze periode ontstaat een groot veenmoeras.
B
In deze periode ontstaat het moedergesteente waarin we aardolie vinden.
C
Deze periode is belangrijk voor het ontstaan van een afsluitende laag.
D
In deze periode is het reservoirgesteente ontstaan, waarin ons aardgas zich bevindt.

Slide 11 - Quizvraag

Bron voor vraag 9
In de tabel hieronder zie je verschillende lagen. Deze lagen liggen in de juiste volgorde op elkaar, van oud (1) naar jong (3).



Laag 3
Perm
Steenzout
A
Laag 2
Perm
Zandsteen
B
Laag 1
Carboon
Steenkool
C

Slide 12 - Tekstslide

9. Welke functie heeft elke laag? Combineer de letters A, B en C met een van de volgende begrippen: ondoorlatend – moedergesteente – reservoirgesteente.

Slide 13 - Open vraag

10. Omstandigheden, zoals klimaat en begroeiing, bepalen voor een groot deel de afzettingen die er in verschillende perioden in Nederland zijn afgezet. Welke overeenkomst is er tussen de omstandigheden waaronder de kalksteen en het zout in Nederland zijn afgezet?

Slide 14 - Open vraag

11. Bij relatieve ouderdom maak je gebruik van gesteenten die in lagen voorkomen. Meestal geldt: hoe dieper een laag ligt, hoe ouder die laag. Stel je doet een bodemonderzoek. Eerst kom je een laag tegen waarin je een deel van een skelet van een dinosauriër vindt. Daaronder vind je een laag met een mammoettand. Klopt bovenstaande wetmatigheid? Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag

Figuur 2, bron voor vraag 12

Slide 16 - Tekstslide

12. Je ziet steenlagen in een steengroeve. In een van deze steenlagen vonden onderzoekers het fossiel van een vis. Gaat het hier om sedimentgesteente, metamorf gesteente of stollingsgesteente? En hoe zag het gebied eruit toen de bodemlagen gevormd werden? Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Open vraag

13. Er wordt wel gezegd: ‘Het leven beïnvloedt de aarde, de aarde beïnvloedt het leven.’ Welke kenmerken van de aarde worden door het leven beïnvloed?
Noteer de juiste cijfers
1 de draaiing van de aarde 2 de samenstelling van de atmosfeer
3 de vulkanische activiteit 4 de vorming van kalksteen

Slide 18 - Open vraag

Figuur 5
bron voor vraag 15
In het zuiden van Limburg werd tot de vorige eeuw steenkool gewonnen. Je ziet in figuur 8 een doorsnede van het gebied. 
(vraag op de volgende slide)

Slide 19 - Tekstslide

15. Welke letter uit figuur 5 (A of B) past bij de onderstaande omschrijvingen?

1 Hier ligt de steenkool het meest aan de oppervlakte.
2 Hier liggen lagen uit het Mesozoïcum aan de oppervlakte.
3 Hier is de jongste geologische laag het dikst.

Slide 20 - Open vraag

Tekst voor vraag 16:
In de krant van 7 mei 2019 stond het volgende te lezen: ‘Van de naar schatting acht miljoen plant- en diersoorten op aarde, worden er ongeveer een miljoen bedreigd met uitsterven’.


Slide 21 - Tekstslide

16. Sommige wetenschappers spreken van een zesde massa-extinctie.
Wanneer spreek je van een massa-extinctie en is dat in deze situatie wel/niet het geval?

Slide 22 - Open vraag

Tekst voor vraag 17
In Drenthe zijn in het veen meerdere lijken gevonden. Zoals het meisje van Yde. Ze had een kromme rug, rood haar en een messteek in haar nek. Dus waarschijnlijk vermoord en in een veenmoeras gegooid. Uit veen ontstaat na lange tijd vaak steenkool. 

Slide 23 - Tekstslide

17. Geef de oorzaak waardoor men geen lijken in de steenkoollagen in Zuid Limburg heeft gevonden.

Slide 24 - Open vraag

Figuur 6 voor vraag 18

Slide 25 - Tekstslide

18. Bekijk figuur 6. Welke woorden passen bij de afbeelding?
A Aardolie B Carboon
C IJzererts D Mesozoïcum
E Paleozoïcum F Steenkool

Slide 26 - Open vraag

Bron voor vraag 19
Aardgas ontstond tijdens het inkolingsproces van steenkool. Gas werd uit het gesteente geperst en kwam terecht in de poriën van (1) uit het (2). Boven op de poreuze laag lag een ondoordringbare laag van (3), die het gas tegenhield. Het poreuze gesteente waarin een delfstof ligt opgeslagen, noem je het (4). Het gesteente waarin het gas is ontstaan heet (5).

Slide 27 - Tekstslide

19. Neem de getallen 1 tot en met 5 over en noteer de juiste woorden. Kies uit: kalksteen – klei – Kwartair – moedergesteente – Perm – reservoirgesteente – steenzout – zandsteen. Let op: je kunt niet alle woorden gebruiken.

Slide 28 - Open vraag

20. Kobalt is een stof die op de lijst met kritieke delfstoffen van de EU staat. Kobalt wordt vooral uit de grond gehaald in Congo. Bedenk een politieke reden die er in de toekomst toe kan leiden dat kobalt niet meer op die lijst voorkomt.

Slide 29 - Open vraag