5.1 Inkomsten en uitgaven

5.1 Inkomsten en uitgaven
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

5.1 Inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoel van deze les
Ik kan benoemen welke inkomsten en uitgaven een huishouden heeft.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video





Soorten uitgaven
  • huishoudelijke uitgaven:
dagelijks uitgaven
  • vaste lasten:
uitgaven die je met regelmaat moet betalen
  • incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat.

Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijke uitgaven
Kleinere uitgaven bestemd voor 1 persoon in een gezin 

Slide 6 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven
Uitgaven voor de normale boodschappen voor het gezin.

Slide 7 - Tekstslide

Verbruiksgoederen en gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen:
  goederen die je  maar 1 keer gebruikt, zoals bv. toiletpapier.

Gebruiksgoederen: 
goederen die je vaak gebruikt, zoals bv. een wasmachine

Slide 8 - Tekstslide

Incidentele uitgaven
Grote uitgaven vanwege reparaties, vervanging of aankoop van duurzame gebruiksgoederen.

Slide 9 - Tekstslide

Prioriteiten
Je kunt niet altijd in al je behoeften voorzien doordat middelen schaars zijn. Je moet keuzes maken.
Dit betekent dat je moet bepalen wat je het belangrijkst vindt, dit noem je prioriteiten stellen. 

Slide 10 - Tekstslide

Jullie gaan nu paragraaf 5.1 lezen en maken!!

Slide 11 - Tekstslide