Les 1.2 2 sep

 Today
  • Vocabulary check
  • Explain grammar: personal pronouns
       -  Practice in LessonUp
  • Work on homework exercises

  • Check homework exercises
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Today
  • Vocabulary check
  • Explain grammar: personal pronouns
       -  Practice in LessonUp
  • Work on homework exercises

  • Check homework exercises

Slide 1 - Tekstslide

Vocabulary check
1.   verlegen
Copy the words and translate them into English.
2.  moeilijk
3.  geweldig
4.  alleen
5.  zelfverzekerd
6.  aardig
7.   slim (niet smart)
8.  eenzaam
9.  stil, rustig
10.  slordig
timer
4:00

Slide 2 - Tekstslide

Vocabulary check
1.   shy
Check your answers and correct your mistakes.
2.  difficult
3.  awesome
4.  alone
5.  confident
6.  kind
7.   clever
8.  lonely
9.  quiet
10.  messy

Slide 3 - Tekstslide

Check homework 
Exercise 4 & 5
page 14

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Check homework 
Exercise 6 & 7
page 15

Slide 6 - Tekstslide

Please take
your notebook in
front of you

Slide 7 - Tekstslide

         Personal pronouns
I
ik
you
jij / u
he
hij
she
zij
it
het
we
wij
you
jullie
they
zij
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen
naar personen, dieren of dingen.

Gebruiken als onderwerp van de zin.

I moet altijd met hoofdletter!
  • I am Miss Ruijgh
  • My name is Miss Ruijgh and I love sushi.




Slide 8 - Tekstslide

me
mij/me
you
je/jou/u
him
hem
her
haar
it
het
 
Gebruiken als lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp

Staan in het midden of achteraan in de zin.

  • I gave her the present.
  • Jack saw them.




us
ons
you
jullie/u
them
ze/hen/hun

Slide 9 - Tekstslide

Vul aan:
___ (ik) am 12 years old.
A
i
B
He
C
You
D
I

Slide 10 - Quizvraag

Vul aan:
My friends are always nice to ___ (hen).
A
you
B
us
C
them
D
me

Slide 11 - Quizvraag

Vul aan:
_____ are my parents. (zij)

Slide 12 - Open vraag

Vul aan:
___ (zij) is late for school.
A
They
B
She
C
He
D
It

Slide 13 - Quizvraag

Vul aan:
___ (hij) is taller than ___ (mij).
A
he / me
B
we / I
C
she / him
D
him / me

Slide 14 - Quizvraag

Vul aan:
I can see _____ (ze/hen).

Slide 15 - Open vraag

Are ___ (we) going to play football with ___ (haar)?
A
you / she
B
we / her
C
we / she
D
they / her

Slide 16 - Quizvraag

I understand the personal pronouns.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Study: Vocabulary 1.1 (NED-ENG, page 155)
Do: Exercise 8 & 9 (page 14-16)
Wednesday the 4th of September

Slide 18 - Tekstslide